Op het merendeel van de waarnemingspercelen bevindt de wintertarwe zich in het stadium 69 (bloei voltooid). Bij ongeveer 1 op 5 waarnemingen bevindt de tarwe zich in het stadium 71 (waterrijp).
Bladluizen
Bij 71% van de waarnemingen werden deze week bladluizen teruggevonden. Dit is een toename ten opzichte van vorige week toen bij 56% van de waarnemingen bladluizen aanwezig waren. Deze week werden gemiddeld ook meer bladluizen teruggevonden per halm. Op gemiddeld 14% van de halmen zijn één of meer bladluizen aanwezig (t.o.v. op 9,6 % vorige week), variërend van minimaal 2% tot maximaal 50%! Bij 14% van de waarnemingsveldjes was de behandelingsdrempel deze week overschreden, met andere woorden bij 1 op 7 waarnemingsveldjes.
De meest gevoelige periode voor schade door bladluizen is de periode vanaf het in aar komen tot het begin van de afrijping van het graan. Vooral in de periode tussen de stadia “alle aren uit” en “einde bloei” kunnen de bladluizen grote schade aanrichten.
Graanhaantje
Op alle percelen wintertarwe is het aantal waargenomen eitjes en larven van graanhaantjes verder gedaald. Er wordt bijgevolg weinig tot geen bijkomende schade aan het gewas verwacht. Op alle percelen kunnen momenteel reeds poppen van het graanhaantje teruggevonden worden. Afhankelijk van de soort gebeurt het verpoppen in de grond of op het gewas.
In de zomertarwe zagen we vorige week een stijging van het aantal eitjes met deze week een stijging van jonge larfjes als gevolg. Met 0,17 larven per halm blijft de druk echter onder de schadedrempel.