Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 13 mrt 2020 14:12 

VLIF tussenkomst aan pluimveebedrijven met liquiditeitsproblemen


Ministerieel besluit over de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds aan pluimveebedrijven met liquiditeitsproblemen

Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
- het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, § 3, eerste lid, 5°, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2013;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, artikel 6.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- de inspectie van financiën heeft advies gegeven op 23 januari 2020 en 17 februari 2020;
- er is geen advies gevraagd aan de Raad van State met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid omdat dit besluit beoogt de continuïteit te verzekeren van de bedrijven die door de uitbraak van aviaire influenza getroffen zijn. Die uitbraak heeft ervoor gezorgd dat pluimveehouders hun stallen moesten opruimen, waardoor de bedrijfsreserves uitgeput zijn. Dat brengt de continuïteit van de getroffen bedrijven op zeer korte termijn ernstig in het gevaar.
DE VLAAMSE MINISTER VAN ECONOMIE, INNOVATIE, WERK, SOCIALE ECONOMIE
EN LANDBOUW BESLUIT:
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° erkende kredietinstelling: een kredietinstelling als vermeld in artikel 1 van het ministerieel besluit van 6 december 2018 tot erkenning van kredietinstellingen ter uitvoering van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en tot opheffing van het ministerieel besluit van 2 februari 2016;
2° operationele kosten: de operationele kosten, vermeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen;
3° VLIF: het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, opgericht bij artikel 12 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994.
HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor de waarborg
Art. 2. Er kan een tijdelijke VLIF-waarborg verleend worden voor kredieten met het oog op de verhoging van de werkingsmiddelen, die operationele kosten financieren.
De kredieten, vermeld in het eerste lid, worden verleend door een erkende kredietinstelling.
De waarborg, vermeld in het eerste lid, heeft een maximale looptijd van drie jaar en wordt maandelijks evenredig afgebouwd over de looptijd van de waarborg.
De waarborg, vermeld in het eerste lid, wordt opgenomen binnen de toegekende VLIF-machtiging.
Art. 3. De waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, kan alleen toegekend worden als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
1° de aanvrager is een landbouwer met lopende VLIF-steundossiers of een landbouwer als vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw, die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 3, eerste tot en met vierde lid, van het voormelde besluit;
2° het bedrijf is geen "onderneming in moeilijkheden" conform de definitie, vermeld in de Communautaire Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01);
3° de landbouwer baatte voor 11 juli 2019 een bedrijf met pluimvee uit;
4° de landbouwer voldoet sinds 1 januari 2019 aan de registratieverplichting voor pluimveehouderijen bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw;
5° de landbouwer herstelt na de ruiming ten gevolge van een besmetting van aviaire influenza, het productiepotentieel van zijn pluimveebedrijf;
6° de aanvrager verklaart de intentie te hebben het bedrijf te blijven exploiteren, minstens voor de looptijd van de toegekende waarborg;
7° met de tussenkomst van een erkende kredietinstelling is een financiële analyse van het bedrijf bezorgd;
8° de aanvrager heeft de de-minimisverklaring, die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, ondertekend;
9° het gewaarborgde krediet heeft een maximale looptijd van zeven jaar;
10° de aanvrager toont de gevolgen aan van de uitbraak van de aviaire influenza voor zijn bedrijfsvoering;
11° de opbrengst uit de bedrijfstak pluimveehouderij bedraagt minstens 50% van de volledige opbrengst van het bedrijf van de aanvrager. Dat wordt aangetoond op basis van het laatst beschikbare volledige boekjaar, of het gemiddelde van de laatste vijf beschikbare boekjaren.
De financiële analyse, vermeld in het eerste lid, 7°, geeft een overzicht van al de volgende elementen:
1° een vermoedelijk tijdelijk liquiditeitstekort op het bedrijf;
2° de vermogenstoestand van de aanvrager, waarbij een overzicht wordt gegeven van de waarde van de roerende en onroerende goederen op het bedrijf en de lopende schulden;
3° de kredietlasten en de draagbaarheid van de kredietlasten, waarbij aangetoond wordt dat de aanvrager gedurende de looptijd van de gevraagde waarborgperiode de capaciteit heeft om de bestaande en de nieuwe kredietlasten terug te betalen;
4° de berekening van de jaarlijkse operationele kosten. De berekening kan zowel gebaseerd zijn op een bedrijfseconomische boekhouding, een vennootschapsboekhouding als op een interne berekening op basis van de eigen gegevens over de sector en het bedrijf;
5° de waarborgpositie van de aanvrager.
Art. 4. Het gewaarborgde kredietgedeelte is maximaal gelijk aan het laagste van de volgende bedragen:
1° de helft van de jaarlijkse operationele kosten, zoals aangetoond in de financiële analyse, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7° ;
2° de specifieke kosten voor de herbevolking van de geruimde stallen.
Art. 5. Het brutosubsidie-equivalent van de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per bedrijf cumulatief maximaal 20.000 euro gedurende de volledige looptijd van het krediet.
Het brutosubsidie-equivalent, vermeld in het eerste lid, wordt berekend met de volgende formule: brutosubsidie-equivalent =

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
1° Y = looptijd van de lening;
2° y = jaar;
3° L = bedrag van de lening (euro);
4° r= risico (%);
5° a = beheers- en kapitaalkosten (%);
6° b = de bijdrage, vermeld in artikel 7;
7° r = 1%;
8° a = 0,42%.
Art. 6. Gedurende de looptijd van de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, kan de begunstigde geen nieuwe VLIF-steun krijgen, tenzij hij aantoont dat de terugbetaling van het krediet niet in het gedrang komt door de financiering van de verrichtingen waarvoor hij de steun vraagt.
Art. 7. De begunstigde krijgt de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, als hij een bijdrage betaalt. Hij betaalt de bijdrage aan het VLIF binnen dertig dagen nadat aan de kredietinstelling is meegedeeld dat de waarborg is toegekend. Als het VLIF de bijdrage niet binnen die termijn ontvangt, wordt de waarborg van rechtswege ingetrokken.
De bijdrage, vermeld in het eerste lid, wordt berekend met de volgende formule: bijdrage =

waarbij:
1° IB = initieel gewaarborgd bedrag;
2° UBi = uitstaand gewaarborgd bedrag in maand i na afbouw van de waarborg in maand i;
3° n = aantal maanden dat de waarborg loopt.
HOOFDSTUK 3. - Procedure van de steunaanvraag
Art. 8. De steunaanvraag kan tot en met 1 juli 2020 ingediend worden via het e-loket.
In het eerste lid wordt verstaan onder e-loket: het elektronische loket om steun aan te vragen, dat de bevoegde entiteit ontwikkelt en beheert.
Art. 9. Artikel 16, 19, 22, 23, tweede lid, en 24 tot en met 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en artikel 5 en 21 tot en met 26 van het ministerieel besluit van 3 februari 2016 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds zijn van overeenkomstige toepassing op de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit.
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 10. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 28 februari 2020.
De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw,
H. CREVITS



  Nieuwsflash
 
Milieuaansprakelijkheid mbt het voorkomen en herstellen van milieuschade Lees meer
 
 
Versoepelingen boetesysteem Mestdecreet Lees meer
 
 
Stikstofdecreet en de omgevingsvergunningen Lees meer
 
 
Overstroming van 5 - 22 november 2023 erkend als ramp: indienen vanaf 19/4/2024Lees meer
 
 
Gefractioneerde bemesting in aardappelen Lees meer
 
 
‘Na 10 jaar eindelijk doorbraak voor toelating kunstmestvervangersLees meer
 
 
Steeds minder antibiotica verstrekt via gemedicineerde voeders Lees meer
 
 
Groen licht voor proefstalregeling en meer rechtszekerheid voor ammoniak reducerende techniekenLees meer
 
 
Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2023 Lees meer
 
 
PFAS in het Vlaamse drinkwater Lees meer
 
 
Landbouwconjunctuur licht verbeterd ondanks natte weersomstandigheden Lees meer
 
 
Uiterste indieningsdatum en belangrijke data voor de verzamelaanvraag 2024 Lees meer
 
 
Brede weersverzekering 2024: aanvragen voor 30/4Lees meer
 
 
Infosessies stikstofdecreet Vlaamse overheid Lees meer
 
 
Na de natte winter: eerst de spade, dan de bewerking! Lees meer
 
 
Kunstmest uitsparen Lees meer
 
 
ILVO bouwt hoogtechnologische Feed Pilot Lees meer
 
 
Drones en AI in de strijd tegen aardappelziekteLees meer
 
 
Optimalisatie spuittechniek: tips voor duurzamer gebruik Lees meer
 
 
Plantgoedsubsidie? Dien je facturen vóór 30 april inLees meer