Biodiesel en varkenspest doen palmolie boomen

De koersontwikkeling van de palmoliefutures oogt inderdaad indrukwekkend. Sinds juni is de prijs ervan met exact 50 procent gestegen. Alleen al de laatste paar weken is er een derde bij gekomen. Dat is goed nieuws voor de beursgenoteerde Schotense palmolieproducent Sipef. Die beschikt over grote plantages op Sumatra, en is gespecialiseerd in palmolie met een duurzaamheidslabel. Dat laatste betekent dat er zo weinig mogelijk oerwoud opgeofferd wordt voor de plantages.
 
Vorige week trok Bank Degroof Petercam haar koersdoel voor het aandeel op, gisteren deed KBC Securities hetzelfde. Het aandeel steeg de afgelopen vier handelsdagen met 17,3 procent, gisteren alleen al kwam er 6,9 procent bij. ‘Als een goed geleide producent van duurzame palmolie is Sipef ideaal gepositioneerd om van de stijgende palmolieprijs te profiteren’, meent analist Alan Vandenberghe van KBC Securities.
 
De grote vraag naar palmolie heeft een aantal oorzaken. Eén ervan is de Indonesische campagne om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Vanaf januari zal het percentage palmolie in de lokaal verkochte biodiesel worden opgetrokken van 20 naar 30 procent. Dat zou het land volgens president Joko Widodo zo’n 5,5 miljard dollar aan olie-import schelen. Bovendien mikte Widodo erop dat de hogere vraag de prijs van palmolie zou ondersteunen, waardoor de export ervan meer geld in het laatje brengt. Al maandenlang bereidt oliemaatschappij Pertamina de introductie van de ‘B30’-diesel voor. Widodo droomt er zelfs al van om in 2021 B50-diesel te introduceren, meldde CNBC Indonesia.
 
Biodiesel op basis van Indonesische palmolie wordt ook in Europa op grote schaal gebruikt om verbrandingsmotoren aan te drijven. Maar terwijl Europa het gebruik van voedselgewassen als brandstof wil terugdringen, streven Indonesië en Maleisië juist het tegendeel na. Deze landen zien palmolie als een duurzaam alternatief voor de fossiele brandstoffen, en geven zelf alvast het voorbeeld.
 
Maar de B30-campagne is niet de enige factor die de palmolieprijs in de kaart speelt. Ook de varkenspest, die de Chinese landbouwsector al maandenlang teistert, speelt een rol. De Chinese varkensstapel is ongeveer gehalveerd, en daarmee ook de vraag naar soja, het voornaamste ingrediënt van varkensvoer. Doordat China minder soja importeert, worden er ook minder sojabonen tot plantaardige olie verwerkt. Fabrikanten van voedingsmiddelen nemen noodgedwongen hun toevlucht tot palmolie. Door die toegenomen vraag is palmolie sinds vorige week voor het eerst sinds 2011 niet langer goedkoper dan soja-olie. Dat gegeven vinden veel analisten belangrijker dan de prijsstijging op zich.
 
‘De vraag naar palmolie blijft groot, zoals blijkt uit de dalende voorraden’, stelt Vandenberghe vast. ‘China is een actieve koper sinds de uitbraak van de varkenspest. De lokale productie van ­soja-olie is ingestort. Daarom moeten er andere plantaardige oliën worden ingevoerd.’
 
De vraag is zo groot dat China in oktober zelfs noodgedwongen de handelsoorlog met de Verenigde Staten op een lager pitje moest zetten. Heffingen op geïmporteerde Amerikaanse sojabonen zijn het belangrijkste wapen van de Chinezen, maar eind oktober werden die heffingen voor 10 miljoen ton ingevoerde sojabonen opgeschort, uit vrees voor tekorten.