De voorzitter
Mevrouw Hermans heeft het woord.
An Hermans (N-VA)
Beste minister, onlangs publiceerde de Federatie Voedingsindustrie (Fevia), de sectorfederatie van de Belgische voedingsindustrie, haar jaarrapport. In dat jaarrapport stelt ze dat de voedingsindustrie de grootste industriële sector is van het land, met een omzet van maar liefst 82,9 miljard euro in 2024. Dat zijn mooie cijfers, maar toch roept het rapport tegelijkertijd heel wat bezorgdheden op. Zo stelt het dat de distributeurs te veel macht zouden hebben in de onderhandelingen binnen de keten. In ons land voorzien 36.000 landbouwers 7500 voedingsbedrijven van producten die op hun beurt nog eens afhankelijk zijn van zeven aankoopcentrales en dertien supermarktketens voor de verdeling naar de consument.
Bovendien groeperen die retailers zich steeds meer op het Europese niveau om zo nog zwaarder door te wegen. Dat alles baart Fevia zorgen over de positie van de voedingsindustrie in de commerciële onderhandelingen. Ze zouden zich naar eigen zeggen tussen hamer en aambeeld bevinden tussen een disproportionele macht voor de distributeurs die hun winstmarge beperkt en het bieden van een correcte prijs aan de landbouwer. Een evenwicht in het ketenoverleg is nodig om een correcte prijs te garanderen. Ook het regeerakkoord stelt daarover dat land- en tuinbouwers er duidelijk recht op hebben.
Vandaar mijn volgende vragen: hoe beoordeelt u de situatie zoals beschreven in het jaarrapport van Fevia in het licht van de onderhandelingspositie van die landbouwers binnen de keten? Hoever staat u met de herziening van die regelgeving omtrent de producenten en brancheorganisaties? Op welke wijze zal die herziening bijdragen aan hun onderhandelingspositie?
Hoe zult u hierbij concreet aandacht hebben voor de kleine en middelgrote landbouwers?
Als laatste: plant u ook nog bijkomende initiatieven om landbouwers een sterkere onderhandelingspositie te geven binnen de keten?
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Collega Hermans heeft het inderdaad al geduid: Fevia, of de Belgische voedingsindustrie, heeft aan de alarmbel getrokken over de groeiende machtsongelijkheid in de agrovoedingsketen, de toenemende druk van de buitenlandse aankoopallianties en grote supermarktketens die hun inkoopmacht steeds meer centraliseren. Nog volgens Fevia gaat dit ten koste van de eerlijke verhouding binnen de keten, met negatieve gevolgen voor zowel de voedingsindustrie alsook de landbouwsector zelf. Daarom pleit Fevia enerzijds voor een uitbreiding van de wet op de oneerlijke handelspraktijken en voor de oprichting van een laagdrempelig en vertrouwelijk meldpunt of een ombudsfunctie anderzijds. Ze verwijzen daarvoor onder andere naar het voorbeeld in het Verenigd Koninkrijk.
De landbouworganisaties steunen dat voorstel van Fevia. Daarnaast leeft ook de nood aan een effectiever ketenoverleg. Vandaag is het ketenoverleg nog een veel te grote black box. Door het gebrek aan transparantie, is het helemaal niet duidelijk wat er allemaal wordt besproken. We hebben het al eerder hier in de commissie op tafel gelegd. Dat het een black box is, dat er weinig transparantie is, dat is natuurlijk in het nadeel van de zwakste schakel, met name de landbouwers zelf, maar ook de voedingsverwerkende kmo’s of bedrijven, die zijn daar meer de dupe van.
Vandaar mijn vragen aan u, minister: deelt u de inzichten en de bezorgdheden van de voedingsindustrie aangaande de huidige onevenwichtige machtsverhoudingen in de agrovoedingsketen?
Steunt u het voorstel tot invoering van een laagdrempelig, onafhankelijk, anoniem meldpunt of een ombudsfunctie voor oneerlijke handelspraktijken in de keten, en dat naar het buitenlandse voorbeeld? Welke rol wil Vlaanderen desgevallend daarin opnemen?
Bent u bereid om samen met uw federale collega van Landbouw aan te dringen op een grotere transparantie aangaande de werking van de resultaten van het ketenoverleg en na te gaan op welke manier u vanuit Vlaanderen het ketenoverleg beter kunt faciliteren om de belangen van de landbouwers en de voedingsverwerkende bedrijven verder te versterken?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
De ondersteuning van landbouwers is een essentieel element binnen het landbouwbeleid van de Europese Unie. In de complexe agrovoedingsketen bevinden landbouwers zich vaak in een kwetsbare positie. In de EU zijn zo’n 11 miljoen mensen actief in de landbouw, veelal binnen eerder kleinschalige familiebedrijven, zoals hier in Vlaanderen doorgaans het geval is. Vaak plaatsen we dat tegenover de grootschalige verwerkingsbedrijven. Die zijn er natuurlijk ook, maar het rapport toont duidelijk aan dat de verwerkende sector, die vaak uit kmo’s bestaat, eveneens wordt geconfronteerd met een prijsdruk.
Het klopt natuurlijk wel dat hoe verder in de keten, hoe minder bedrijven er zich bevinden. Zo zijn er minder dan tien grote retailers in Vlaanderen. Onze voedingsketen volgt dus een zandlopermodel, waarbij er nog steeds heel wat producenten zijn, minder verwerkers, een handvol retailers, maar dan wel weer een enorm aantal consumenten.
Om toch een gezonde ketenwerking te garanderen, ontwikkelde de Europese Commissie (EC) tal van beleidsmaatregelen die gericht zijn op het versterken van de positie van landbouwers binnen de voedselketen. Die maatregelen zijn op drie sporen gefocust: het aanpakken van oneerlijke handelspraktijken, het vergroten van de transparantie op de markt, en het stimuleren van samenwerking tussen de verschillende actoren in de keten.
Het eerste betreft bij ons voornamelijk federale bevoegdheden, maar het vergroten van de transparantie en het stimuleren van samenwerkingsverbanden zijn elementen waar we ook vanuit het Vlaamse landbouwbeleid op kunnen wegen en de nodige inspanningen kunnen doen. In Vlaanderen zijn momenteel dan ook al 21 producentenorganisaties en drie brancheorganisaties actief.
Voor mij gaat het niet over een zwart-witprobleem dat met één silver bullet op te lossen is, maar wel over een complexe uitdaging. Elke schakel draagt daarin verantwoordelijkheid en het moet samen opgelost worden. Ook de consument draagt trouwens een verantwoordelijkheid. Meer overleg, al dan niet binnen het bestaande ketenoverleg, blijft cruciaal om tot gedragen oplossingen te komen.
Er bestaat al een hele tijd een wettelijk kader om producentenorganisaties op te richten. Dat geeft landbouwers die willen samenwerken, de kans om af te wijken van de normale regels rond mededinging. Ze mogen bijvoorbeeld hun producten gezamenlijk op de markt brengen en ook samen onderhandelen over de prijs.
We merken echter dat er de laatste jaren relatief weinig nieuwe producentenorganisaties zijn opgericht. Mijn administratie is zich daarvan bewust. Ik gaf dan ook de opdracht om, samen met de betrokken partijen, te bekijken wat de belangrijkste oorzaken zijn. Op basis daarvan zal ik de regelgeving rond producentenorganisaties (PO’s) en brancheorganisaties (BO’s) aanpassen.
Een belangrijke stap ben ik nu al aan het voorbereiden, om te zorgen dat samenwerkingsverbanden gebruik kunnen maken van onze overheidsdata om zelf de nodige werkingsmiddelen te genereren, zonder bijkomende administratieve lasten te leggen bij de betrokken landbouwers.
Ook de Europese Unie is zich overigens bewust van deze uitdaging. Zij is volop bezig met een herziening van de gemeenschappelijke marktordening (GMO), die de basis legt voor samenwerkingsverbanden. Dat zou groepen landbouwers of samenwerkingen tussen verschillende ketenpartners bijkomende mogelijkheden moeten geven.
Om samenwerking te bevorderen lanceer ik elk jaar een oproep om projectvoorstellen voor operationele groepen in te dienen in het kader van het European innovation partnership (EIP). Dat zijn projecten waarbij landbouwers – eventueel samen met andere betrokkenen – via een operationele groep samenwerken om slimme, vernieuwende oplossingen te bedenken voor bepaalde uitdagingen of kansen in de sector. Het kan ook gaan om nieuwe vormen van samenwerking.
Dat brengt me bij de vraag over het onafhankelijk meldpunt. Zoals jullie weten, bestaat er een wet die oneerlijke handelspraktijken aanpakt, de zogenaamde UTP-wet (Unfair Trading Practices). Deze wet bevat een lijst met praktijken die onvoorwaardelijk verboden zijn – de zogenaamde zwarte lijst – en een reeks die enkel zijn toegelaten als er duidelijke en ondubbelzinnige afspraken over zijn gemaakt tussen leverancier en afnemer, ook wel de grijze lijst genoemd.
Wanneer afnemers de regels niet naleven, kunnen leveranciers of hun producentenorganisaties een klacht indienen bij de Economische Inspectie van de FOD Economie. Die dienst kan op zijn beurt een onderzoek starten en, bij vastgestelde inbreuken, een waarschuwing geven of een proces-verbaal opstellen. Toch blijft het aantal ingediende klachten tot op vandaag eerder beperkt. Een belangrijke reden hiervoor lijkt te zijn dat leveranciers represailles vrezen die hun commerciële relaties op lange termijn kunnen schaden. Ondanks de mogelijkheid om anoniem klachten in te dienen, blijft de drempel nog vrij hoog.
Om die reden besliste de FOD Economie vorig jaar, in overleg met de gewesten en de sector binnen de Taskforce Agrovoeding, om een neutrale ‘referente’ aan te stellen. Die contactpersoon fungeert als aanspreekpunt voor problemen of vragen binnen de keten. De referente ondersteunt niet alleen bij conflictoplossing en dialoog, maar helpt ook bij de opmaak van sectorale akkoorden en de opvolging ervan binnen het federale kader. Ik ondersteun dit initiatief van harte. De implementatie van de referente is inmiddels in volle gang.
Tot slot wil ik graag ingaan op de vraag omtrent het ketenoverleg. Ik heb die mensen recent gezien; we hebben een gezamenlijk ketenoverleg georganiseerd op mijn kabinet. Ik merkte daar een positieve wil om de samenwerking te verdiepen. Ik juich dat toe. Daarom heb ik het spreekwoord ook omgekeerd: ik denk dat het belangrijk is, om een sterke keten te hebben, dat je elke schakel in de keten moet versterken. Ik heb hen daartoe uitgedaagd om uit hun mond, in aanwezigheid van elke schakel in de keten, te horen of we er samen van overtuigd zijn dat hoe sterker elke schakel is, hoe sterker de keten.
Het is voor mij een prioriteit dat de stem van de Vlaamse land- en tuinbouwers voldoende doorklinkt in dit overleg, en dat de belangen van onze agrovoedingssector daarin op een constructieve manier aan bod kunnen komen. Het verleden heeft al aangetoond dat zelfs moeilijke onderwerpen in dit forum besproken kunnen worden. Uiteraard zijn we bereid om daarin ook onze verantwoordelijkheid op te nemen en het overleg te ondersteunen waar nodig.
Ik wil daarbij heel duidelijk zijn: finaal zullen de actoren zelf het heft in handen moeten nemen. Ik roep hen dan ook allen op om nauwer samen te werken om het ketenoverleg verder te verdiepen.
De voorzitter
Mevrouw Hermans heeft het woord.
An Hermans (N-VA)
Minister, u geeft aan dat we op Vlaams niveau toch wel wat verantwoordelijkheden hebben. Enerzijds is er de vergroting van de transparantie op de markt, anderzijds is er het samenwerken. Het is dus goed dat we samen die oorzaken ook gaan bekijken.
In die lijn heb ik toch een vraagje. Hebt u al enig zicht op de timing? Hoe gaat dat verder verlopen en wanneer zou dat afgerond kunnen zijn?
Daarnaast zei u daarnet in uw slotwoord dat u de verantwoordelijkheid ook mede legt bij de korte keten, waarin u hen er ook toe oproept om die massaal te benutten, maar ook kleinschalige samenwerkingen in nichesectoren kennen hun waarde in het landschap en kunnen mogelijk een meerwaarde bieden. U erkent dat ook. Maar ziet u dan ook een rol voor de overheid bij samenwerking tussen landbouwers in nichesectoren – ik denk dan bijvoorbeeld aan hoeveverwerking of zoiets – om die te stimuleren?
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik kan u meegeven dat onze collega’s in het Federaal Parlement, onder anderen collega Coenegrachts, daaromtrent ook vragen hebben gesteld aan uw federale collega, met name aan minister van Landbouw David Clarinval. Hij heeft ook gezegd dat ze het er unaniem over eens zijn en dat ze zich ook federaal engageren om het prijzenobservatorium te versterken, ook met meer geactualiseerde data rond die marktwerking, zoals u eigenlijk ook al hebt aangegeven. U zegt ook dat de verdeling van de winsten binnen de keten daar ook duidelijk gemaakt moet worden.
Ik denk dat dat alleszins belangrijk is, dat die elementen ook gebruikt kunnen worden om te komen tot meer transparantie. Men heeft zich daar geëngageerd om echt te zorgen voor die versterking. U zegt wel dat we moeten samenwerken, maar ik denk toch dat het ook belangrijk is dat er ook vanuit Vlaanderen wordt gefocust op versterking, om zodoende ook die zwakste schakels, die landbouwers en voedselverwerkende bedrijven, ook effectief weerbaarder te maken en te versterken.
Wat betreft het verhaal van de meldingen die gemaakt kunnen worden bij de FOD Economie, bij de Belgische Mededingingsautoriteit, zegt u zelf dat dat vaak te anoniem is. Men vreest represailles. Ik hoor nu dat daaromtrent die referente is aangeduid. We zullen zien hoe dat evolueert. Ik denk dat we daar toch moeten kijken naar een laagdrempelige ombudsdienst, zodat mensen snel en in alle anonimiteit klachten kunnen indienen. Ik denk dat we dat alleszins verder moeten evalueren. Anderzijds kan ik mee onderschrijven wat u zegt: veel intenser samenwerken en waken over transparantie, ik denk dat dat essentieel is als we dat ketenoverleg echt willen laten slagen.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Minister, u hebt het ook over die samenwerkingsverbanden gehad. U spreekt dan natuurlijk over coöperaties. Onze organisaties, zijnde het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), promoten de eigen producten ook in de coöperaties, dat is meestal ook eigen productie. We zitten natuurlijk met die agrovoedingsgrootheden, laat ons maar zeggen, die als het hun niet aanstaat of de prijs te hoog is, gewoon naar het buitenland gaan en goedkoper inkopen. Is er voor u een mogelijkheid dat die coöperanten ergens meer de aandacht krijgen? Dat hoeft daardoor niet zozeer door extra middelen te zijn, maar dat er wel meer aandacht wordt besteed aan die coöperaties, zijnde eigen producten.
De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Dank aan de collega’s om dit te agenderen. Het is inderdaad iets waarover we het deze legislatuur in deze commissie al een paar keer gehad hebben, zeker als het gaat over de keten en de impact op de keten.
Ik volg helemaal wat er moet gebeuren. Ik denk dat er een belangrijke richting aangegeven wordt. Alleen is mijn bezorgdheid wel dat het water intussen de sector aan de lippen staat, en we dus niet de luxe hebben om nog een jaar of twee te testen via ons prijzenobservatorium of dat wel de nodige impact heeft, zeker als het gaat over die melding waar collega Peeters ook naar verwijst, de anonimiteit.
Alles is dus opgestart. We hebben daar een paar maanden geleden het gesprek over gehad, waarom het niet al vroeger gebeurd was. Ik heb begrip voor de reden waarom het toen pas wat later is opgestart. Intussen denk ik wel echt dat we moeten beseffen, minister, en dat is eigenlijk voornamelijk mijn vraag, dat het sneller moet gaan en dat er sneller impact zal moeten zijn, want onze voedingssector staat wel heel erg onder druk.
En mijn finale bezorgdheid in deze commissie is vooral dat onze landbouwers daardoor gigantisch onder druk komen te staan. We gaan nu federaal overleggen, maar wanneer vindt u eigenlijk dat er zo’n meer toegankelijke ombudsdienst zou moeten zijn? Zo kan er op een zo anoniem en correct mogelijke manier gewerkt worden, want het is niet alleen een effectieve manier van werken maar het is ook een signaal naar die aankopers dat we dit ernstig nemen, dat de overheid aan de juiste kant van de geschiedenis staat en ervoor zal zorgen dat ze niet die almacht nog verder naar zich toe trekken.
Bart Dochy (cd&v)
Collega Vaneeckhout, ik wil misschien toch even wat contextualiseren, als ik mag. Het is inderdaad belangrijk om een aantal zaken structureel op orde te hebben. We hadden indertijd de varkenscrisis. Toen hebben we gewaarschuwd dat dat het Belpork-verhaal is. Het is belangrijk om tot een soort van brancheorganisatie te komen. We hebben gewaarschuwd voor wat we in 2015 tegengekomen zijn: de prijzen zijn goed en iedereen laat de zaak opnieuw op zijn beloop tot het opnieuw een probleem wordt.
We mogen in alle eerlijkheid zeggen dat we vandaag in de meeste deelsectoren in de landbouw in een hoogconjunctuur zitten. Het water dat hun aan de lippen staat, is hier misschien niet de juiste uitdrukking, maar het is in elk geval wel belangrijk dat van deze opportuniteit ook gebruikt gemaakt wordt om verder te werken en niet op de lauweren te rusten vanwege het feit dat de marktomstandigheden vandaag toevallig in de meeste sectoren goed zijn. We hopen natuurlijk dat dat zo blijft, maar daar zijn geen garanties voor. Het is belangrijk om de structuren nu op te zetten zodat we daar in de toekomst mee kunnen werken.
Wat mij ook wel opvalt als signaal uit de sector, zijn een aantal fusies naar grotere groepen aan de kant van de verwerkende industrie. Waar we vroeger in hoofdzaak met de lokale, familiale bedrijven zaten, zien we nu inderdaad van een aantal de opname in internationale groepen. We zien onze coöperatie in de melksector die opgenomen wordt in de grotere coöperatie FrieslandCampina. Je ziet daar eigenlijk ook een verschuiving van de beslissingscentra, als ik het zo mag zeggen, deels buiten onze contreien.
Dat betekent dat we inderdaad nog meer dan vroeger nood zullen hebben aan de situatie waarbij het aanbod verzameld wordt in producentenorganisaties, maar dat men vooral ook moet streven naar goed werk in de brancheorganisaties om daar tot een duurzame verhouding binnen de keten te komen. Dat betekent dat het echt wel belangrijk is om daaraan verder te werken.
Minister, als het over meldpunten gaat, trekt dat natuurlijk mijn bijzondere aandacht, maar ik ben blij hier te mogen plaatsnemen naast een wandelend meldpunt. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel voor de waardevolle aanvulling zoals steeds, collega Dochy.
Wat de timing betreft van de verdere samenwerking: we moeten in eerste instantie dus de Europese aanpassingen afwachten, vooraleer we daar Vlaams gevolg aan kunnen geven en actie kunnen ondernemen. We gaan zeker niet nalaten om dat te doen.
Wat de nichesectoren betreft: zij hebben ook de mogelijkheid zich te verenigen en samen te werken. Dat spreek voor zich. We gaan dat natuurlijk ook toejuichen en maximaal stimuleren. We blijven hen daar ook rond ondersteunen.
Collega Peeters, we blijven ook inzetten op de versterking van de transparantie. Dat blijft noodzakelijk, maar het is ook een federale bevoegdheid. Zonder aan de paraplu te trekken, waken we daar samen voor.
De referent of de contactpersoon doet eigenlijk wat de ombudsdienst zou doen. Het is positief dat de federale overheid nu zelf ook proactief die actie ondersteunt. Dat lijkt nog belangrijker dan nog een extra structuur te maken.
Wat de coöperaties betreft: we besteden daar heel veel tijd aan wat mij betreft. We blijven dat ook stimuleren. Ik zie de voordelen op het terrein. We kennen tal van mooie voorbeelden rond coöperaties in de land- en tuinbouw. Ik geef het voorbeeld van de precisielandbouw en de technologie die daar voorhanden is, in ontwikkeling is en de kostprijs daarvan. De coöperatieve gedachte kan ondersteunend werken om dat sneller uit te rollen op het terrein. Ik ben dus zeker voorstander om dat maximaal te blijven ondersteunen.
De voorzitter
Mevrouw Hermans heeft het woord.
An Hermans (N-VA)
Minister, u geeft zelf aan dat er vaak gesproken wordt over duurzame landbouw. Maar duurzame landbouw vereist ook economische duurzaamheid. Mijn gezond boerenverstand stelt zich dan telkens de vraag waarom de boer steeds de kleinste marge binnen de keten krijgt. Ik wacht dan ook eventjes samen met u die Europese aanpassingen af, om daar dan alles verder mee aan te pakken.
Wat de nichefactoren betreft: ook voor hen is samenwerking heel belangrijk om zich structureel te kunnen verankeren. Ik hoop dus nu dat de Europese aanpassingen toch vrij snel op tafel komen te liggen.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Ik denk dat we gewoon moeten blijven waken over de weerbaarheid van de zwakste schakels in heel de keten. Dat zijn opnieuw de landbouwers, maar ook de productverwerkende bedrijven. Ik denk dat we daarover moeten blijven waken. We zullen uiteraard de initiatieven die tot nu toe genomen zijn, zowel hier maar zeker ook federaal, verder blijven opvolgen, zodat er zeker werk gemaakt wordt van die weerbaarheid.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.