De voorzitter
De heer Dochy heeft het woord.
Bart Dochy (cd&v)
Collega’s, minister, gisteren werd er nog over twee andere invasieve planten in de commissie Leefmilieu een vraag gesteld, namelijk over de knolcyperus en de Japanse duizendknoop. De vraag van vandaag had voor een stuk in het rijtje gepast, hoewel het over een andere plant gaat: de doornappel die de bietenvelden nogal teistert. Dat wordt ook gesignaleerd door de mensen van het Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet (KBIVB). Het is een plant die enerzijds invasief is, moeilijk te bestrijden, maar anderzijds ook op het vlak van voedselveiligheid problematisch kan worden omdat ze giftige alkaloïden bevat. De planten zouden dus giftig kunnen zijn. Ze geven ook problemen bij het verwerken van de producten en bij het oogsten. Het is dus een soort waar we beter van af zouden zijn, maar dat is niet evident.
Minister, kunt u toelichting geven bij de verspreiding van de doornappel de voorbije jaren en de evolutie in Vlaanderen?
Welke preventieve acties of bestrijdingsmaatregelen worden momenteel aanbevolen aan de landbouwers?
Zijn er eventuele ondersteuningsmechanismen om die bestrijding te stimuleren of op een of andere manier te coördineren of efficiënt te helpen aanpakken?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
De aanwezigheid van dit onkruid is de laatste jaren inderdaad toegenomen. De toename is te wijten aan meerdere oorzaken. Een eerste oorzaak is dat deze plant tot zeer laat in het groeiseizoen kiemkrachtig is. Hierdoor kan de doornappel nog steeds kiemen en groeien als het gewas door onder andere hitte of droogte wat minder blad zou hebben. Daarom wordt deze plant ook vaak in september nog waargenomen en kan die dan nog veel kiemkrachtige zaden geven voor het volgende seizoen. Een tweede oorzaak is dat niet elk type bestrijding bij alle teelten even goed werkzaam blijkt. In combinatie met de late kieming zorgt dit ervoor dat het onkruid gedurende een heel groeiseizoen lang kan kiemen en tot ontwikkeling kan komen, met dus alle gevolgen van dien.
Wanneer landbouwers of loonwerkers de vereiste hygiëne- en preventieve maatregelen onvoldoende opvolgen, kan de verspreiding vanuit een besmet perceel onmiddellijk een grotere impact hebben in de ruimere regio rond het bedrijf. Daarnaast stellen we eveneens een niet onbelangrijk verspreidingstraject vast via het gebruik van besmette aanvulgronden die gebruikt worden bij bijvoorbeeld openbare infrastructuurwerken.
De verplichte bestrijding van de doornappel is sinds 2022 opgenomen in de IPM-checklist (integrated pest management) als een klasse 2-controlepunt. Vanaf 1 januari 2026 wordt dit echter een klasse 1 binnen IPM. Dit houdt dus een verplichte bestrijding in. Concreet betekent dit dat indien er meer dan tien planten per hectare met zaadproductie aanwezig zijn, deze verplicht bestreden dienen te worden.
Daarnaast is er uiteraard heel wat communicatie en sensibilisering vanuit onder andere de praktijkcentra en de onderzoekscentra naar landbouwers toe. Het instituut voor bietenteelt dat u aangaf, is daar een heel mooi en concreet voorbeeld van. Daarnaast wordt er via artikels, proefveldbezoeken en wintervoordrachten al verschillende jaren heel wat communicatie gevoerd naar een breed publiek. Dit gebeurt om de gehele landbouwsector en -keten bewust te maken van de problematiek en de gevaren van dit onkruid. Mede op hun vraag is daarom de bestrijding van de doornappel in IPM in 2022 in werking getreden.
De praktijkcentra geven ook advies en ondersteuning aan de landbouwers omtrent welke keuzes, zoals type grondbewerking en gewasbescherming, landbouwers kunnen nemen op percelen die besmet zijn met dit kruid. Landbouwers weten de praktijkcentra heel goed te vinden en ze gaan heel vaak bij hen te rade omtrent die technische aangelegenheden. Zij zijn dan ook het best geplaatst om die problematiek op de meest correcte, veilige en efficiënte manier aan te pakken naar landbouwers toe en om de juiste oplossingen aan te reiken.
De voorzitter
De heer Dochy heeft het woord.
Bart Dochy (cd&v)
Minister, het is inderdaad belangrijk dat er gecoördineerd informatie wordt gegeven. Ik denk dat de landbouwcentra er ook een heel belangrijke rol in spelen. Dank om die ook verder te ondersteunen in deze opdracht.
In welke mate worden overheden eventueel bewust gemaakt van de al dan niet aanwezigheid van die planten? In welke mate hebben ze aandacht voor de noodzakelijke bestrijding?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
U doelt dan op de lokale besturen, andere overheden? Ik denk dat we in dezen niet breed genoeg kunnen gaan om ook onze landbouwers te informeren en de overheden ervan ook de nodige kennis te geven en daarover te laten beschikken. Dat kan op het niveau van de landbouwraden worden aangekaart. Het is een problematiek die misschien inderdaad vaak onvoldoende is bekend en dus zoveel mogelijk bekendheid moet krijgen door de impact op de landbouwproductiviteit. Elke suggestie is daar zeker welkom.
De voorzitter
De heer Dochy heeft het woord.
Bart Dochy (cd&v)
Minister, dank u wel voor het engagement. Misschien is het vanuit uw hand mogelijk om eens een schrijven te richten naar alle gemeenten om te wijzen op die invasieve soorten, ook de andere die gisteren werden aangekaart, de knolcyperus en de Japanse duizendknoop die rond waterlopen – vooral de Japanse duizendknoop – welig tieren.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.