Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten

 30 apr 2021 04:23 

Bouwshift


Vraag om uitleg over de daling van het bijkomend ruimtebeslag in Vlaanderen
van Steven Coenegrachts aan minister Zuhal Demir

Vraag om uitleg over de kritiek op de beleidskeuzes inzake de bouwshift
van Sam Van Rooy aan minister Zuhal Demir

De voorzitter

– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.

De heer Coenegrachts heeft het woord.

Steven Coenegrachts (Open Vld)

In de periode 2013-2019 is het ruimtebeslag in Vlaanderen gestegen van ongeveer 440.000 hectare tot ruim 453.000 hectare ofwel van 32,5 procent naar 33,3 procent. Dat leren we uit de recent gepubliceerde cijfers van het Departement Omgeving, in samenwerking met Statistiek Vlaanderen. Dat komt voor die periode uit op een groeisnelheid van ongeveer 5,1 hectare per dag. De grootste stijging is logischerwijs te vinden binnen de industrie, huisvesting of transportinfrastructuur.

Wanneer we dieper inzoomen op de cijfers, dan zien we recente evoluties die een stuk gunstiger zijn. Zo zou het totale bijkomende ruimtebeslag ondertussen afgenomen zijn tot 4,58 hectare per dag. In vergelijking met 2018 is dat een daling van 36 procent en komen we opnieuw op het peil van bijvoorbeeld 2014. Het lijkt erop dat het effect van de aangekondigde bouwshift ook op het terrein merkbaar is. Wat betreft de impact van wonen op het ruimtebeslag lijken de cijfers van onder meer de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat (Fednot) te bevestigen dat bijvoorbeeld appartementen in 2019 momenteel 80 procent van de totale toename van woningen bedragen, terwijl dat getal in 2001 nog maar 48 procent bedroeg. Dat betekent dat er een positieve evolutie richting verdichting bezig is. 

De uitdagingen die vandaag gepaard gaan met de bouwshift, zijn groot. Dat heeft niet alleen te maken met de demografische groei, maar ook met fenomenen zoals gezinsverdunning die een invloed op het woonpatrimonium hebben. We zullen de komende jaren moeten zorgen voor een versnelde uitrol van kwaliteitsvolle verdichtingsprojecten zodat gezinnen en huishoudens ook in de toekomst op een leefbare en betaalbare omgeving kunnen rekenen. Dat betekent dat we in onze centra goed zullen moeten letten op het beleid dat gevoerd wordt op het vlak van groen, waterbeheer, mobiliteit, energie en het aangepaste woonaanbod. Een volledige bouwstop – maar daar hebben we het al vaker over gehad in deze commissie – is dus het laatste wat we nodig hebben in de gebieden waar de bevolkingstoename het sterkste is. Het gaat vooral over slimmer bouwen.

Ik ga heel specifiek in op de definitie van het ruimtebeslag. Dat is de ruimte die ingenomen wordt door huisvesting, industriële en commerciële doeleinden, transportinfrastructuur en recreatieve doeleinden. Dat is in overeenstemming met de Europees gehanteerde definitie van ‘settlement area’. Dat betekent dat ook de tuin bij een woning, de bossen in de militaire domeinen, buurtparken, sommige weiden, voetbalvelden enzovoort onder het ruimtebeslag worden gecategoriseerd en in de perceptie ook gebetonneerd zijn. 

Zo’n definitie komt het debat niet ten goede en helpt ook niet om bij te dragen aan oplossingen voor de droogteproblematiek en dergelijke meer. Daarom hebben we in het Vlaamse regeerakkoord opgenomen om met het oog op de realisatie van de doelstellingen van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) voor een sterke vereenvoudiging van de regelgeving te gaan en de differentiatie van de term ruimtebeslag te bekijken.

Daarom heb ik de volgende vragen, minister. Kunt u de geschetste trends bevestigen? Wat is uw visie daarover?

Hoe analyseert u de cijfers voor de periode 2018-2019? Zitten we daarmee op schema om de gevraagde 3 hectare te bereiken tegen 2025?

Welke concrete plannen werkt u uit om de steeds toenemende bevolkingsgroei in de volgende decennia op te vangen? 

Hoever staat het met het herbekijken van de differentiatie van de term ruimtebeslag? Wordt die meegenomen in de uitwerking van de beleidskaders? Welk onderzoek loopt er momenteel nog ter onderbouwing van die beleidskaders? 

Plant u een periodieke monitoring en rapportering van de tendensen op het vlak van het ruimtebeslag?

De voorzitter

De heer Van Rooy heeft het woord.

Sam Van Rooy (Vlaams Belang)

Voorzitter, ik noteer om te beginnen dat ik de heer Coenegrachts wel degelijk het woord demografie of demografische verandering heb horen uitspreken. Ik zal dat goed onthouden voor wanneer we nog eens een debat hebben en ik daarop wijs en daarover vooral hoongelach hoor bij de traditionele partijen. 

Dit gezegd zijnde, stellen dat het zo niet verder kan met het toenemend ruimtebeslag in Vlaanderen, is een open deur intrappen. De huidige Vlaamse Regering en de Vlaamse minister van Omgeving zijn tot op heden echter nog niet verder geraakt dan het verguisde betonstopdossier van hun vorige ambtsgenoten over te nemen en het kind een andere naam te geven, kwestie van aan ‘window dressing’ te doen, namelijk de bouwshift.

Inhoudelijk blijft dit dossier echter onveranderd. De gewone Vlaamse burger die ergens nog over een stukje bouwgrond beschikt als appeltje voor de dorst of om zijn kinderen te helpen, wordt verder geviseerd en als de grote boosdoener bestempeld voor dit verder toenemend ruimtebeslag.

Uit het recent rapport van het onderzoekscentrum Duurzaam Ruimtegebruik en Mobiliteit van de Hogeschool Gent blijkt dat de beleidskeuzes over dit bouwshiftdossier verkeerd waren. Volgens dit centrum dreigt de Vlaamse Regering zich met haar Instrumentendecreet dat de bouwshift moet realiseren, volledig van focus te vergissen.

Niet de woonuitbreidingsgebieden die de regering tot 2040 onder een stolp wil plaatsen of de gewone Vlaming die ergens nog een klein lapje grond bezit, zijn volgens de onderzoekers het probleem. De Vlaamse minister van Omgeving en haar regering gebruiken die items om de aandacht af te leiden van de echte discussie die zou moeten worden gevoerd.

Nog volgens die onderzoekers moet het ruimtebeslag door de uitbreidende havens en industrie prioritair op de bouwshiftagenda worden geplaatst.

Welke grote terreinen, vaak in bezit van bedrijven, havenbedrijven en gemeenten, nog ontwikkeld mogen worden en welke vergoeding tegenover een mogelijke herbestemming van dat type gronden staat, alsook welke grote clustering van onze bestaande havens en industriezones in Vlaanderen in de toekomst nog wenselijk is, moet volgens de onderzoekers van de Hogeschool Gent de eigenlijke kern van het bouwshiftdebat en de wetgeving worden.

Vandaar mijn vragen: hoe reageert u, minister, op dit rapport van het onderzoekscentrum Duurzaam Ruimtegebruik en Mobiliteit van de Hogeschool Gent?

Werd er een gelijkaardig onderzoek of rapport besteld in de aanloop naar het ontwerp van Instrumentendecreet? Zo ja, wat waren de resultaten daarvan? Zo neen, waarom niet en hoe werd de focus van het huidige ontwerp van Instrumentendecreet op de woonuitbreidingsgebieden bepaald?

Zult u, rekening houdend met het rapport, de lopende procedure voor een Vlaams Instrumentendecreet on hold zetten en het ruimtebeslag door de havens en de industrie verder laten onderzoeken en in rekening brengen?

De voorzitter

Minister Demir heeft het woord.

Minister Zuhal Demir

Dank u wel voor de vragen. We hebben daar vorige week in het parlement ook een discussie over gehad. Ik denk dat het nog regelmatig op de agenda zal staan. Dat is ook logisch. Het is een heel moeilijk probleem dat we zullen moeten oplossen. We zullen de richting moeten aanduiden waar we naartoe willen gaan met de bouwshift.

Collega Coenegrachts verwijst naar cijfers die denk ik afkomstig zijn van de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB). Die spreekt over een cijfer van 4,58 hectare per dag bijkomend ruimtebeslag. Ik weet niet waar dat cijfer vandaan komt.

We werken natuurlijk met de cijfers van het Departement Omgeving. Het is belangrijk dat we altijd dezelfde methodiek en bronnen gebruiken bij het opmaken van cijfergegevens en ook bij het in kaart brengen van trends. We doen dat door die ook te publiceren bij Statistiek Vlaanderen. Daar wordt het ruimtebeslag ook gemonitord en om de drie jaar ook gepubliceerd. In dat rapport zitten we in de periode 2016-2019 aan een ruimtebeslag van ongeveer 4,99 of 5 hectare. Ik weet niet vanwaar het cijfer van de VCB komt. Sta me toe om te zeggen dat ik de cijfers van mijn administratie net iets meer vertrouw en ik er de voorkeur aan geef om daarmee te werken.

We zitten natuurlijk niet op de juiste trend als we in 2040 tot die 0 hectare per dag komen. Dat wil zeggen dat we extra maatregelen zullen moeten nemen om die verdichting binnen het bestaande ruimtebeslag te kunnen realiseren, dat we ook waarschijnlijk minder populaire maatregelen moeten nemen zoals het aansnijden van onbebouwde ruimte, enzovoort. Ook met de beleidskaders is het departement bezig, dat heb ik vorige week ook gezegd. Ik hoop dat we tegen het einde van dit jaar tot een resultaat zullen komen.

Ik wijs nogmaals op het gevaar om cijfers uit verschillende databronnen te vergelijken. Op basis van één bepaald cijfer, van waar het ook komt, kun je tot een andere beleidsuitspraak komen. Vandaar blijven wij onze cijfers monitoren en ook via Statistiek Vlaanderen meegeven.

Collega Coenegrachts vraagt ook welke concrete plannen ik uitwerk om de steeds toenemende bevolkingsgroei op te vangen. Volgens de meest recente gegevens van Statistiek Vlaanderen telt Vlaanderen nog 43.000 hectare waarop woningen of appartementen mogelijk zijn.

Mijnheer Coenegrachts vraagt of er voldoende gronden zijn en welke investeringsprojecten of wijzigingen aan de regelgeving op tafel liggen omdat de bevolking natuurlijk zal aangroeien in Vlaanderen. Daar heb ik verwezen naar de 43.000 hectare gronden waar woningen en appartementen mogelijk zijn. De helft ervan is reeds als ‘bestaand ruimtebeslag’ opgenomen in de tabel. Daarnaast blijft er nog 22.700 hectare woongebied en woonuitbreidingsgebied zonder ruimtebeslag en daar zullen de principes van de bouwshift op toegepast moeten worden in de toekomst.

Hoever staat men met het herbekijken van de differentiatie van de term ruimtebeslag? Voorlopig zie ik geen redenen om de definitie op zich te wijzigen. Deze Europese definitie kent ook doorwerking in de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) en de monitoring. Ook is er een bevraging geweest van het Europees Milieuagentschap, en die gaf ook geen aanleiding om de term te wijzigen.

U suggereert dat ‘ruimtebeslag’ geen goede indicator zou zijn voor bepaalde problemen zoals droogte. Daarvoor bestaan natuurlijk  andere indicatoren, denk aan de droogtegevoeligheid van de bodem, de verhardingsgraad, het erosierisico, enzovoort.

Vandaag bestaat in de monitoring van het ruimtebeslag ook al differentiatie in meerdere subcategorieën. Dit komt ook duidelijk naar voren in het recente rapport van de Hogeschool Gent. Dus we zien dat het niet alleen gaat om woongebieden, maar dat er ook andere bestemmingen zijn die nog een aanzienlijke oppervlakte hebben en die bedreigd worden met ontwikkeling: naast de 22.700 hectare woongebied is er 10.800 hectare industriegebied, 6700 hectare recreatie, 14.100 hectare parkgebied en 5700 hectare zone voor gemeenschapsvoorzieningen.

Het is voor mij dan ook duidelijk dat we een gedifferentieerd beleid moeten voeren naargelang die onderliggende bestemmingen. De maatregelen die we zullen nemen ten aanzien van woon- en industriegebieden zullen dan ook – ik denk dat dat logisch is – anders zijn voor recreatie- en parkgebieden. Die zaken nemen wij mee, of beter zijn we aan het meenemen, richting de uitwerking van de beleidskaders die dan ook, zoals ik eerder heb gezegd, bindende bepalingen zullen inhouden. Dat zal aanleiding geven tot aanpassing van het reglement.

En ten slotte is er de vraag van collega Coenegrachts omtrent periodieke monitoring. Het ruimtebeslag wordt driejaarlijks gemonitord: we kennen 2013, 2016 en 2019. De resultaten worden gepubliceerd door Statistiek Vlaanderen. Ik denk dat dat goed is, tenzij u zegt dat we dat moeten aanpassen, dat we dat bijvoorbeeld om de twee jaar moeten doen. Om een goed beeld te krijgen, denk ik dat we dat driejaarlijks moeten doen.

Vervolgens zijn er de vragen van collega Van Rooy. Inderdaad, het onderzoeksrapport van de Universiteit Gent zegt ook heel duidelijk dat de verantwoordelijkheid van het hele bouwshiftverhaal zit op alle bestuursniveaus die kunnen ingrijpen in ruimtelijke ordening.

U vraagt ook of er naar aanleiding van het Instrumentendecreet een dergelijk onderzoek of rapport heeft plaatsgevonden. Ja, dat spreekt voor zich. Anders zou dat een beetje raar zijn voor de administraties, dan hebben zij niets gedaan. Uiteraard is er reeds onderzoek gebeurd. U vindt dat ook terug op de website van het Departement Omgeving. Het was nu niet dat iedereen daar van zijn stoel was gevallen. U vindt dat op de website, u kunt al die rapporten ook downloaden. Ik denk ook aan het Ruimterapport Vlaanderen (RURA), de Ruimtelijke Staat van Vlaanderen uit 2016, enzovoort. Er zijn heel veel studies die we al kennen en die aanleiding hebben gegeven om naar dat ruimtebeslag van 0 hectare per dag te gaan tegen 2040.

We zitten in Vlaanderen nu aan 33 procent ruimtebeslag. Dat is veel te veel, we zijn de trieste koploper in Europa. Ik heb al verwezen naar het Instrumentendecreet, ook naar de gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplannen (GRUP’s) die wij nemen, ook het voorstel van decreet omtrent de woonreservegebieden, de beleidskaders die er moeten aankomen, de schrapping van de 1.600 ha watergevoelig openruimtegebied (WORG). Voor alle duidelijkheid: de focus is veel breder dan de woonreservegebieden alleen.

Natuurlijk nemen we Hogeschool Gent ook mee naar de taskforce, zowel voor de verschillende aspecten die in het Instrumentendecreet zitten inzake vergoedingen maar ook voor de impact van hoe we dat de komende twintig jaar gaan bekostigen. Het is belangrijk dat we dat heel duidelijk in kaart brengen. Ik heb ook gezegd dat men daar niet een jaar over moet doen. Ik denk dat alles op tafel ligt, het beleidskader komt er eind dit jaar aan. Ik hoop dat we van de taskforce aanbevelingen zullen krijgen waar we nog in kunnen wijzigen.

Ik hoef jullie niet te vertellen dat het dossier heel geladen is. Het is heel gevoelig. Ik hoop toch dat we eind dit jaar al die elementen die ik benadrukt heb, goedgekeurd krijgen in het parlement en dat er dan ook duidelijkheid is voor de komende jaren voor alle entiteiten: lokale besturen, provincies, iedereen die vergunningen aflevert. Het is natuurlijk van groot belang. Als we zien dat 33 procent van Vlaanderen helaas verhard is, dan heeft dat natuurlijk ook gevolgen voor andere milieuaspecten.

De voorzitter

De heer Coenegrachts heeft het woord.

Steven Coenegrachts (Open Vld)

Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. We kunnen discussiëren over de periode waarop we de cijfers interpreteren. Maar het is onmiskenbaar zo dat er op het terrein steeds meer aandacht is voor het realiseren van verdichtingsprojecten, voor het anders denken over wonen en anders omgaan met de beschikbare ruimte. Voldoende cijfers geven daar voldoende indicaties over.  

Verder ben ik het natuurlijk volledig met u eens dat dit dringend is en dat we dringend werk moeten maken van het nodige regelgevend kader. Het Instrumentendecreet ligt natuurlijk in het parlement. Maar we zullen wachten op de resultaten van de taskforce die u recent in het leven hebt geroepen. U plakt daar nog geen timing op. Maar misschien is dat wel een bijkomende vraag: wanneer denkt u dat die taskforce concrete dingen kan opleveren? Hoe staat het daar op dit moment mee?

Wel positief aan de studie van de UGent waarnaar werd verwezen door de collega is het inzicht, niet alleen dat wonen op zich niet de grootste hap, niet het grootste probleem is, maar ook dat, als men die woonuitbreidingsgebieden bekijkt, het gaat over 22.000 hectare in plaats van de 42.000 hectare waarvan we uitgingen bij het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Het gaat dus helemaal niet over de aantallen waaraan er vroeger werd gedacht. Dat zou ook degenen die zich ongerust maken over de kostprijs wat moeten kunnen geruststellen.

Minister, over de timing van de taskforce krijg ik dus toch graag wat meer duidelijkheid.

De voorzitter

De heer Van Rooy heeft het woord.

Sam Van Rooy (Vlaams Belang)

Minister Demir, ik hoor u spreken over het nemen van minder populaire maatregelen. Wat bedoelt u daar precies mee? Over welke maatregelen gaat dat?

Ik heb een tweede bijkomende vraag, die ik ook kort heb gesteld in de plenaire vergadering. Zal de bevolkingsgroei, de demografie waarvan hier sprake is, ook worden meegenomen in de voortzetting van dit Instrumentendecreet? Of zal dit, zoals van oudsher helaas het geval is, een blinde vlek blijven? Ik heb het over het aantal mensen dat in Vlaanderen woont en werkt, in hoeverre de toename daarvan behapbaar blijft en in hoeverre dat een impact zal hebben op het toenemende ruimtebeslag.

De voorzitter

De heer Tobback heeft het woord.

Bruno Tobback (Vooruit)

Voorzitter, ik wil graag dieper ingaan op de poging tot vervalste boekhouding die men bij de Vlaamse Confederatie Bouw hanteert als het over ruimte gaat. Als het van hen afhangt, zijn twee planten op mijn terras al een bos. Maar, collega's, voor alle duidelijkheid: er is een verschil tussen ruimtebeslag aan de ene kant, verharding aan de andere kant en nog een hele hoop andere definities die in het verleden en op dit moment vrij duidelijk en helder zijn bepaald en die op lange termijn vergelijkingen toelaten.

De studie waarnaar collega Coenegrachts verwees, is in mijn ogen vooral een vrij lachwekkende poging om argumenten te vinden om gewoon verder te doen zoals men altijd bezig is geweest en de commerce draaiende te houden ten koste van alles. De voornaamste conclusie uit dat soort van studies is voor mij dat de Vlaamse Confederatie Bouw eigenlijk een onbetrouwbare partner is voor het beleid. Het is misschien toch eens tijd dat ze zich daarvan bewust worden. Want voor een adviesorgaan en voor experten op het terrein, is dit eigenlijk beschamend.

Ik wil er bij deze gelegenheid heel erg toe oproepen, in de eerste plaats bij de minister, om de definities die vandaag worden gehanteerd en de bepalingen die we jaar na jaar hanteren om in Vlaanderen om te gaan met ruimte, stabiel, robuust en betrouwbaar te houden. Ik wil ertoe oproepen om ons niet te verliezen in een creatieve boekhouding, alleen maar om argumenten te vinden die ‘à la tête du client’ kunnen dienen.

Het probleem is groot genoeg en er zijn meer dan genoeg gronden voor discussies die we nog moeten voeren over oplossingen om het water niet te laten vertroebelen door dit soort van onzin. Minister, ik reken er dan ook op dat u daar heel klaar en duidelijk een lijn in houdt. Ik dank u.

De voorzitter

Mevrouw De Coninck heeft het woord.

Inez De Coninck (N-VA)

Collega's, ik dank jullie voor de vraag. Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik sluit mij aan bij de voorgaande spreker wat de cijfers van de bouwsector betreft. Als de bouwsector op basis van eigen sectorcijfers meent dat we er zijn en dat we achterover mogen leunen, omdat het dagelijks bijkomend ruimtebeslag is afgenomen, is dat inderdaad voor hun rekening en niet voor de onze. Collega's, wij moeten ons houden aan de doelstellingen van de strategische visie van het BRV, namelijk: 3 hectare per dag tegen 2025 en 0 hectare vanaf 2040. Dat betekent dat we nog maximaal 19.000 hectare bijkomend ruimtebeslag mogen innemen. Als we weten dat nog ongeveer 60.000 hectare harde bestemmingen daar ligt te liggen, dan moeten we inderdaad maatregelen nemen om die ontwikkelingen te beperken. We zullen minder dan een derde mogen innemen om de doelstellingen van dat BRV te halen, waarachter we ons toch allemaal scharen en waarover we meermaals in deze commissie hebben vastgesteld dat er consensus is.

Het aanduiden van die WORG’s is één actie om die doelstellingen te halen, maar een strikt beleid inzake die woonuitbreidingsgebieden is dat uiteraard ook.

Minister, in uw antwoord had u het over een gedifferentieerde aanpak om dat ruimtebeslag terug te dringen. Ik vind dat goed, met maatregelen die verschillend kunnen zijn naargelang de bestemming. Misschien moeten we dat dan ook koppelen aan andere beleidsdoelstellingen van de Vlaamse Regering en die gebieden schrappen die overstromingsgevoelig of bebost zijn en die in die harde bestemmingen liggen. Op die manier kunnen we twee vliegen in één klap slaan: we behalen de doelstellingen van het BRV en we zorgen ervoor dat we ook de Blue Deal of onze natuurdoelstellingen sneller halen.

We moeten ervoor zorgen dat de situatie niet nog erger wordt, door bijkomend harde bestemmingen vast te leggen. Ook dat stellen we soms nog vast. Minister, in het regeerakkoord staat duidelijk dat, als we nog ergens open ruimte herbestemmen naar harde bestemming zoals woon- of industriezone, we tegelijk minstens een even grote oppervlakte moeten bestemmen naar open ruimte. Minister, staat u nog steeds achter dat principe?

De voorzitter

Mevrouw Schauvliege heeft het woord.

Mieke Schauvliege (Groen)

Collega's, ik dank jullie voor het stellen van de vraag. Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben eigenlijk wel tevreden met uw antwoord. U bent niet van plan om te sleutelen aan de definitie van ruimtebeslag. Dat vind ik heel belangrijk, alleen al omwille van de continuïteit van de cijfers en het kunnen opvolgen van het beleid. Bovendien is de definitie Europees bepaald. Het lijkt mij dan ook heel goed om die te blijven volgen.

Maar meten is weten. Waar het schoentje knelt – en ook de vorige sprekers hebben erop gewezen – is dat er wordt gegoocheld met cijfers. Dat komt deels omdat er maar driejaarlijks wordt gerapporteerd over de evolutie in het ruimtebeslag. Als we echt de vinger aan de pols willen houden, is het heel belangrijk dat we frequenter monitoren vanuit het Departement Omgeving, zodat de bouwfederatie niet zelf met cijfers op de proppen moet komen, die nadien moeten worden tegengesproken. Ik wil erop aandringen om die frequentie op te drijven zodat we jaarlijks kunnen weten wat de evolutie van het ruimtebeslag is en we kunnen zien of het beleid evolueert. Want we hebben nog een lange weg te gaan. Dat hebt u zelf gezegd en dat zeiden de sprekers voor mij ook.

Ik heb mij de afgelopen dagen ergens zorgen over gemaakt. We hebben de afgelopen weken gehoord dat de Vlaamse Bouwmeester zijn visienota heeft voorgesteld. Hij pleit voor die verdichting, voor nieuwe vormen van wonen, zoals collectief wonen. Anderzijds is er ook een rapport verschenen, een bevraging bij jonge mensen naar hun woonwens. Een grote meerderheid van hen gaf aan dat hun woonwens een huisje met tuintje is.

Dat is natuurlijk goed, maar als wij die twee verhalen met elkaar koppelen, kunnen wij dat bieden? En in welke mate werkt u ook op dat verhaal? Werkt u op draagvlakontwikkeling, ook bij jonge mensen die op zoek zijn naar een woning, om het compact wonen, en het collectief wonen – waarvan de Vlaamse bouwmeester nu een verhaal probeert te maken – ingang te doen vinden, en zo draagvlak te krijgen om die bouwshift ook op het terrein gerealiseerd te krijgen? Dus, zijn er ook acties in voorbereiding om het draagvlak daarrond te gaan vergroten?

De voorzitter

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Collega’s, ik ga me niet mengen in de hele cijferdiscussie. Ik vind het vooral belangrijk dat, als er cijfers aangereikt worden, we wel de moeite moeten nemen om die cijfers goed te analyseren. Ik ben ervan overtuigd dat er uit elk cijfer dat aangereikt wordt, mogelijk wel belangrijke informatie kan gehaald worden die we beleidsmatig moeten meenemen in een evolutie, of in eventuele verder besprekingen.

Minister, u hebt aangegeven – u deed dat ook vorige week al in de plenaire vergadering – dat u ernaar werkt om eind dit jaar de studie, en ook het werk van de Taskforce, af te hebben zodat er dan mogelijk een bespreking of definitieve stemming kan gebeuren in het parlement. Ik heb toen ook heel duidelijk gevraagd om daar met enige spoed werk van te willen maken. Het decreet is al geruime tijd in bespreking, we weten dat de uitdaging nog groot is. U geeft dat zelf ook heel duidelijk aan. We weten dat er op het terrein gemeenten klaarzitten om ook effectief aan de slag te kunnen gaan. Er werd al lang aangegeven dat we de nodige instrumenten gaan aanreiken. Ook de beleidskaders spelen hier een heel belangrijke rol. In dezen kan ik u enkel vragen of de Taskforce en de studie van HOGENT die nu loopt – ik weet niet in welke mate u zelf de opdracht daartoe gegeven hebt en of het er een onderdeel van uitmaakt – effectief tegen het einde van dit jaar klaar zal zijn. Of gaat die tegen de zomer klaar zijn, zodat we dan ook de bespreking kunnen aanvatten? Ik zou graag ook wat meer duidelijkheid krijgen over de timing, omdat ik er wel van overtuigd ben dat er op het terrein vraag is om effectief aan de slag te kunnen gaan. Dat geeft u zelf ook aan.

Een derde element, minister, is de vraag naar ondersteuning. Ze zeggen dat er heel veel harde bestemming is, en dat die misschien omgezet moet worden. We hebben ook een decreet rond de woonreservegebieden. Ik weet niet hoe u tegenover woongebieden staat of hoe u die uitdaging ziet. Op welke manier ziet u de mogelijkheid om de lokale besturen daarin te ondersteunen?

De voorzitter

De heer Pieters heeft het woord.

Leo Pieters (Vlaams Belang)

Bedankt, minister, voor het antwoord. Maar ik wil toch nog even verdergaan op het cijfermateriaal. Als we eenmaal tot een stemming moeten overgaan over dit decreet, over die bouwshift, dan horen we toch de bespreking aan te vatten met het nodige cijfermateriaal dat bij elkaar gebracht wordt, en naast elkaar gezet wordt.

Ik hoor u zeggen dat er nog 43.000 hectare mogelijk is. Maar, als we verdergaan op 5 hectare per dag, dan komen we aan 36.500 hectare. Dan is de vraag: 2040, 20 jaar, wat is het doel? Is het: die 43.000 hectare volbouwen, omdat dat nog mogelijk is? Of gaan we verder op de 5 hectare per dag? Of willen we dat zelfs nog verminderen? Dat moeten we afzetten tegen de voorspelling over wat de bevolkingsaangroei zal zijn. De jonge gezinnen willen allemaal een huisje en tuintje, dat is allemaal goed, maar hoeveel bedraagt de vraag op dit moment? Hoe groot zal de vraag zijn in 2030, hoe groot gaat ze zijn in 2040? Gaan we er met verdichting geraken? Zulke cijfers zijn toch nodig, mochten we op een bepaald moment over die bouwshift moeten beslissen, zodat we die tegen elkaar kunnen afzetten, zodat we duidelijke lijnen hebben, waar ook handhaving tegenover staat.

Als ik mij niet vergis, zullen wij binnenkort hoorzittingen over handhaving hebben. Dus als we die doelstellingen en die timing willen stellen, dan moeten we daartegenover ook de juiste overgang zetten, in die twintig jaar, en mét de correcte handhaving. In welke mate gaan we dat hier als parlementsleden voorgeschoteld krijgen, zodat we daar op dat moment ook een ideologische bespreking aan kunnen vastknopen?

De voorzitter

Minister Demir heeft het woord.

Minister Zuhal Demir

Dank u wel voor de tussenkomsten, collega’s.

Collega Pieters, ik sta open voor alles. Ik ga me niet bemoeien met de werkzaamheden van het parlement.

Of de Taskforce tegen eind dit jaar zal klaar zijn? Ik denk dat het wel nodig is, niet zozeer om nog allerlei studies te maken, want ik denk dat alles wel op tafel ligt en dat we nu al die studies en informatie moeten bijeenbrengen in de Taskforce. Het is de bedoeling tegen eind deze week de experten – juristen, planners, financieel experten, ook de vereniging ruimtelijke planners, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), enzovoort – mee te nemen. Ik denk zeker dat de mensen van de Hogeschool Gent er ook in moeten, want hun onderzoeksopdracht gaat ook net over hetzelfde: hoe zorgen we ervoor dat we de bouwshift op een goede manier, betaalbaar en realistisch, in de praktijk kunnen omzetten? Ook zij zijn dus gevraagd. Voor alle duidelijkheid, collega Rombouts: de opdracht voor die studie werd niet door mij of het departement gegeven, maar zo’n studie is altijd zeer nuttig.

Het is de bedoeling, als we volgende week beginnen, dat men zes maanden de tijd heeft om al die informatie bijeen te brengen. Dat is dus nog voor het einde van dit jaar. Er zal gekeken worden hoe je de bouwshift op een betaalbare en realistische manier omzet in de praktijk, en ook naar het financiële aspect, waarover ik me natuurlijk wel zorgen maak. De lokale besturen vragen ook of ik daar nog eens naar wil kijken. Vandaar dat ik VVSG ook meeneem in deze oefening, en dat zij ook in deze Taskforce zitten, net als de VVP, om dit goed en helder voor ons allemaal te maken vooraleer we overgaan tot stemming. Tegen dan zullen we kunnen differentiëren, naargelang de beleidskaders die voorhanden zijn, om de richting aan te geven voor bindende aanbevelingen naar de andere besturen die ook een verantwoordelijkheid hebben om mee de bouwshift te realiseren. Ook lokale besturen, provincies – iedereen die vergunt – is mee verantwoordelijk.

Collega Van Rooy, u vraagt wat ik bedoel met ‘onpopulaire maatregelen’. Wel, als we binnenkort die 1.600 hectare WORG moeten gaan aanduiden, het watergevoelige openruimtegebied dus, dan is dat een herbestemming van woon- en industriegebied naar WORG. Dat is natuurlijk niet leuk als je zelf eigenaar bent. Als je daar grond hebt voor wonen of industrie, en die wordt herbestemd naar WORG, dan is dat niet leuk. Ook via ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) doen we dat altijd. Als we RUP’s maken in Vlaanderen, dan herbestemmen we ook van woonuitbreidingsgebieden naar open ruimte. Dat zijn natuurlijke geen leuke mededelingen die je dan moet doen, dat bedoel ik daarmee.

Ik ben het ermee eens dat we de cijfers goed moeten opvolgen, collega Schauvliege. Ik zal eens nagaan of het iets korter kan dan drie jaar. Men zegt mij dat het onmogelijk is om het jaarlijks te doen, om alle informatie op een goede manier te hebben, enzovoort. Ik wil zeker, samen met de administratie, nog eens bekijken of dat nog iets korter kan. We hebben heel veel woonvormen. Je ziet dat ook wel, dat kangoeroewoningen en andere varianten, dat dit meer en meer opkomt. We blijven dat ook mee promoten, samen met de lokale besturen. Maar ik kan natuurlijk moeilijk de mensen opleggen waar of hoe ze moeten gaan wonen. Elk gezin is anders. De woonnoden wijzigen natuurlijk ook in functie van de gezinssituatie.

Jonge gezinnen hebben meestal nood aan een tuin waarin de kinderen buiten kunnen. Eens de kinderen weg zijn, wil men eerder wat kleiner wonen. Ik denk erover na hoe we die flexibiliteit beter kunnen aanbieden en hoe we dat mee kunnen promoten om op die manier ook een draagvlak voor die bouwshift te creëren.

Collega Pieters, de doelstelling is heel duidelijk: een lineaire afbouw naar 3 hectare in 2025 en 0 hectare in 2040. Dat betekent dat er nog 19.000 hectare ingenomen kan worden en dus geen 60.000 hectare. We zullen dan ook maatregelen moeten nemen om ontwikkelingen te beperken tot die 19.000 hectare. Daarvoor dienen natuurlijk die beleidskaders zoals het Instrumentendecreet enzovoort.

De voorzitter

De heer Coenegrachts heeft het woord.

Steven Coenegrachts (Open Vld)

Dank u wel, minister. Voor alle duidelijkheid, collega’s, dat jonge mensen een huis met een tuin verkiezen hoeft niets te zijn om u ongerust over te maken of waar die mensen zich schuldig over zouden moeten voelen. Zeker de coronacrisis heeft aangetoond wat het belang is van een eigen private buitenruimte, zeker als er kleine kinderen in huis zijn, en hoe bevrijdend die kan zijn. Die hoeft niet heel groot te zijn en kan natuurlijk aangevuld worden met gedeelde ruimtes. De opdracht ligt daar vooral bij ruimtelijke planners, bij architecten en lokale besturen om inventief te kijken naar bouwprojecten in hun stad of gemeente. Op zich is die wens van gezinnen geen probleem.

De collega’s hebben gelijk. Achterover leunen is geen optie. We hebben nood aan een kader waarbinnen zeker de lokale besturen die bouwshift in regels kunnen omzetten. Het Witboek BRV dateert van 2016. Ik denk dat de tijd van studeren voorbij is en dat het moment is gekomen om actie te ondernemen. We zijn daarin nog altijd hoopvol wachtende en kijken uit naar de initiatieven die genomen zullen worden.

De voorzitter

De heer Van Rooy heeft het woord.

Sam Van Rooy (Vlaams Belang)

Ik noteer dat er opnieuw niet wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de aanhoudende bevolkingsgroei deel zal uitmaken van die ontwikkeling en van het Instrumentendecreet. Het verbaast me niet, maar het stelt me natuurlijk wel weer teleur. Het is de olifant in de kamer, zoals ik al heel vaak heb gezegd.

Als ik de Vlaamse Bouwmeester bezig hoor – en ik heb daarover een vraag om uitleg in voorbereiding –, dan houd ik mijn hart vast want ik hoor deze minister enerzijds zeggen dat mensen en gezinnen moeten kunnen wonen zoals ze willen, maar volgens de Vlaamse Bouwmeester is de toekomst aan cohousing, aan het delen van tuin, auto, wasruimte en keuken en moeten we inderdaad allemaal kleiner gaan wonen en dichter op elkaar. De term verdichting is hier ook al een paar keer gevallen. Dat is ook niet meer dan logisch zolang die bevolkingsgroei niet op een of andere manier wordt beteugeld en er elke tien jaar een stad ter grootte van Antwerpen blijft bijkomen. Dan zal men hoe dan ook kleiner moeten gaan wonen. Dat zal het logische gevolg zijn en dat is een slechte zaak voor de levenskwaliteit.

De voorzitter

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
Open Food Conference Lees meer
 
 
Overstroming van 5 - 22 november 2023 erkend als ramp: indienen vanaf 19/4/2024Lees meer
 
 
De Under-Cover overkapping ook in land- en tuinbouwLees meer
 
 
Koningin Mathilde stelt onrechtvaardige cacaoprijzen aan de kaak Lees meer
 
 
Doelgerichtere veredeling naar inuline-rijkere cichorei door CRISPR/Cas Lees meer
 
 
Packaging: find a workable agreement for the fruit and vegetables sector Lees meer
 
 
Ontwerpprogramma 2023-2027 van het Federaal Reductieplan voor GewasbeschermingsmiddelenLees meer
 
 
Afschaffen constructie ‘samengestelde landbouwer’: overgangsregeling Lees meer
 
 
Preventieve maatregelen tegen uitbraak bacterievuur bij fruit- en bomenkweekLees meer
 
 
Milieuaansprakelijkheid mbt het voorkomen en herstellen van milieuschade Lees meer
 
 
Versoepelingen boetesysteem Mestdecreet Lees meer
 
 
Stikstofdecreet en de omgevingsvergunningen Lees meer
 
 
Gefractioneerde bemesting in aardappelen Lees meer
 
 
Steeds minder antibiotica verstrekt via gemedicineerde voeders Lees meer
 
 
Groen licht voor proefstalregeling en meer rechtszekerheid voor ammoniak reducerende techniekenLees meer
 
 
Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2023 Lees meer
 
 
PFAS in het Vlaamse drinkwater Lees meer
 
 
Landbouwconjunctuur licht verbeterd ondanks natte weersomstandigheden Lees meer
 
 
Uiterste indieningsdatum en belangrijke data voor de verzamelaanvraag 2024 Lees meer
 
 
Brede weersverzekering 2024: aanvragen voor 30/4Lees meer
 
 
Infosessies stikstofdecreet Vlaamse overheid Lees meer