Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 26 okt 2022 14:57 

De ruimingscijfers van kadavers van landbouwdieren


Vraag om uitleg over de ruimingscijfers van kadavers van landbouwdieren van Meyrem Almaci aan minister Ben Weyts

De voorzitter

– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie. 

Mevrouw Almaci heeft het woord.

Meyrem Almaci (Groen)

Minister, mijn collega Chris Steenwegen heeft een tijd geleden een schriftelijke vraag ingediend bij toenmalig minister van Landbouw Hilde Crevits om te weten hoeveel wordt uitgegeven, en hoeveel landbouwdieren er worden opgehaald als kadaver. Uit die schriftelijke vraag blijkt dan uit het antwoord van minister Demir dat jaarlijks meer dan 7 miljoen euro, 7.443.834 euro meer specifiek, wordt uitgegeven, dus geld van de belastingbetaler, aan het ophalen van kadavers van landbouwdieren. Dat zijn dus dieren die sterven voor ze ooit het slachthuis bereiken, dat is u wellicht bekend.

Uit die cijfers blijkt dat dat staat voor heel hoge aantallen. Het antwoord dat de minister heeft gegeven, zijn cijfers die ze zelf heeft verkregen van Rendac, en daaruit blijkt dat in 2021 bij de Vlaamse veeteeltbedrijven 550.000 dode varkens, 111.000 dode runderen, 35.000 schapen en geiten, et cetera, dood werden opgehaald.

Daarnaast worden voor pluimvee – omdat men dat niet individueel kan tellen, omdat de aantallen zo hoog zijn – gerekend in individuele recipiënten. Dat zijn wat men in het vakjargon ‘tonnen’ noemt, dus eigenlijk bakken met dood pluimvee. Zo’n recipiënt kan tussen 50 en 200 kilogram wegen. En als je weet dat een kip tussen 1,7 en 2,8 kilogram weegt, dan kun je een aantal schattingen maken. Bij een conservatieve schatting van gemiddeld vijftig kippen die 2 kilogram wegen, kom je al op een cijfer van 2,7 miljoen kippen.

Reken dat bij de individueel getelde dieren, waar je bij de 800.000 zit, en je zit in de miljoenen, en dat is dan nog zonder de cijfers van het verhakselen van eendagshanen, waarvan de laatste cijfers hebben aangegeven dat dat, in 2015, 15 miljoen dieren waren, en wetende dat dit ook nog cijfers zijn die, zoals ik daarnet al zei, eerder aan de lage kant zitten. En zelfs als je het minimumgewicht zou nemen van een kip, en de minimumgrootte van het recipiënt zou hanteren als uitgangspunt, eindig je sowieso ook al boven het miljoen.

Je kunt niet anders dan vaststellen dat er een verlies aan dierenlevens is dat in de miljoenen loopt, zelfs in de meest minimale scenario’s, en dat dat vooral bij kippen en varkens gigantische uitval met zich meebrengt. Dat zijn natuurlijk problematische, en eigenlijk redelijk waanzinnige, cijfers, in het licht van een veehouderij die ontzettend groot is, uiteraard.

Mijn vraag is dan heel specifiek, vanuit dierenwelzijn. U weet dat wij een voorstel van codex hebben opgemaakt, dat vanuit een aantal principes vertrekt. Een van die principes is om te vertrekken vanuit het natuurlijke gedrag van dieren, zoals ook al in Nederland al het uitgangspunt is geworden. Mijn vraag vertrekt vanuit die invalshoek van dierenwelzijn.

Wat is uw evaluatie van deze problematiek, van deze cijfers, op het vlak van dierenwelzijn? Hebt u de intentie om bij de opmaak van uw codex – ons lang beloofd – een plan van aanpak te voorzien dat vertrekt vanuit de noodzaak en het principe van het erkennen van het natuurlijk gedrag van dieren, en dus ook het voorzien van omstandigheden die aangepast zijn aan natuurlijk gedrag van dieren? Wat zijn uw overwegingen daarbij? Waarom wel? Waarom niet?

In de krant stond – naar aanleiding van deze problematiek, waar wij de alarmbel hebben geluid – dat het kabinet Dierenwelzijn en het kabinet Landbouw reeds samenwerken omtrent deze problematiek, dus niet alleen voor het ophalen van de kadavers en het willen voorkomen van de uitval, maar ook rond de sterftecijfers. Het was verrassend, minister. We hebben heel hard moeten sprokkelen achter cijfers. Maar niet lang na ons bericht heeft het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) zelf een artikel gepubliceerd, waarin eigenlijk een bevestiging komt van de cijfers die we geven, en zelfs de uitvalcijfers, de percentages. Ik geef het u maar mee, voor het geval dat u ze zelf ook niet zo gemakkelijk zou vinden. Maar blijkbaar weet men dat dus wel. Het is heel moeilijk om daar inzicht in te krijgen.

Voor runderen is het sterftecijfer tussen 2 en 10 procent, voor vleeskalveren 5 procent, voor biggen 15 procent in 2019, voor leghennen tussen de 7 en 10 procent. Op sommige vlakken, als het echt gaat over de percentages van uitval, hebben we dus zelfs nog een onderschatting gemaakt. Wat nog maar eens onderstreept dat we met waanzinnige cijfers zitten, en dus met een enorme impact op het vlak van dierenwelzijn.

Ik zou dus graag willen weten hoelang er al wordt samengewerkt, op welke manier, bij welke frequentie, wie daarvoor het initiatief neemt. Of is dat een vaststaande samenwerking? Worden daarbij streefcijfers gehanteerd? Welke resultaten hebben jullie daar tot nog toe? Ik zou graag een beetje meer inzicht willen krijgen in de samenwerking rond deze toch wel bijzonder problematische context van uitval van dieren, in een proces dat sowieso eindigt in het slachthuis, maar waar vooraf al ontzettend veel dierenleed is.

De voorzitter

Minister Weyts heeft het woord.

Minister Ben Weyts

Zoals mijn collega bevoegd voor de omgeving u al antwoordde, of mogelijk aan uw collega, zijn er geen gegevens over de doodsoorzaak van al deze landbouwdieren. Noch bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), noch bij Rendac wordt dat geregistreerd. Dieren die sterven, zijn natuurlijk nooit een goede zaak. Dieren in de landbouw zijn vooral geselecteerd op productie, en worden gehouden in functie van een economisch doel, wat ze mogelijk iets fragieler maakt, ook al omdat ze vaak in grotere aantallen gehouden worden. Er kan gemakkelijk iets mislopen, bijvoorbeeld in geval van een uitbraak van een besmettelijke ziekte. Dan leidt dat natuurlijk tot veel meer slachtoffers. Daarom is een goede verzorging en een goed management van de dieren essentieel. Het is de taak van de veehouder om samen met zijn bedrijfsdierenarts, in geval van een hogere sterfte, na te gaan wat de mogelijke oorzaken zijn, en hieraan zo snel mogelijk te verhelpen.

U vraagt of ik een plan van aanpak ga voorzien op basis van het natuurlijk gedrag van dieren. Ik denk niet dat er een rechtstreeks causaal verband is tussen natuurlijk gedrag, en minder sterfte. Die zijn niet noodzakelijk rechtstreeks gerelateerd. Er kan ook geen rechtstreeks verband tussen sterftecijfers en houderijsystemen aangetoond worden. Sterftecijfers in bijvoorbeeld de biologische houderij zijn vergelijkbaar met die in de gangbare houderij. Er zijn zelfs voorbeelden waarbij het natuurlijk gedrag kan leiden tot meer sterfte. Het voorzien van vrijloopkraamhokken voor zeugen bijvoorbeeld kan leiden tot een iets hogere sterfte bij de biggen, omdat er meer biggen worden geplet. Maar uiteraard zijn daar dan andere voordelen voor de dieren. Dat is evident, als ze meer bewegingsruimte hebben en meer mogelijkheden om bijvoorbeeld nestgedrag te vertonen. Maar het is dus niet zo dat per definitie natuurlijk gedrag zou leiden tot minder sterfte.

Ik ga in op wat u aanhaalt met betrekking tot de streefcijfers. Voor vleeskippen voorziet de regelgeving op Europees niveau een streefcijfer. De sterfte mag maximaal 3,46 procent bedragen tijdens de opfok van vleeskippen tot aan de gangbare slachtleeftijd. Deze regeling bevat wel een uitzondering voor overmacht, zoals de uitbraak van een ziekte.

Liever dan te focussen op het sterftecijfer, wens ik in te zetten op een algemene welzijnsverbetering en betere leefomstandigheden voor alle dieren. Als het gaat over landbouwdieren, heel specifiek, is het inderdaad zo dat de regelgeving vooral voortkomt uit Europese richtlijnen, verordeningen en beslissingen, en daar richten we ook onze pijlen op. We hebben samen met mijn collega’s van Duitsland, Nederland, Zweden, Denemarken en intra-Belgisch Wallonië en Brussel, de zogenaamde Vughtgroep gevormd, waarbij we proberen om op Europees niveau druk te zetten in functie van meer en beter dierenwelzijn. We hebben ook de Europees commissaris voor Gezondheid en Voedselveiligheid een position paper gezonden, met onze verwachtingen voor nieuwe dierenwelzijnsregels voor landbouwdieren, waaronder vleeskippen, legkippen, kalkoenen, varkens, kalveren, vlees- en melkrunderen, konijnen, maar ook honden en katten. De Europees commissaris heeft laten weten dat ze daarmee rekening zal houden bij de lopende revisie van de dierenwelzijnswetgeving.

Maar ik zou ook heel graag het Belgisch EU-voorzitterschap aangrijpen, dat zich aandient in 2024, om samen met, niet alleen de Vughtgroep, maar, als het even kan, zoveel mogelijk Europese collega’s bevoegd voor het dierenwelzijn, een front te vormen, en te zorgen voor een betere regelgeving op Europees niveau inzake dierenwelzijn, en dan zeker specifiek ten aanzien van landbouwdieren.

De voorzitter

Mevrouw Almaci heeft het woord.

Meyrem Almaci (Groen)

Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik zal eventjes recapituleren. Ik zal namens u interpreteren, u kunt me tegenspreken. U zegt dat dit inderdaad een probleem is op het vlak van dierenwelzijn. Ik denk dat we het daarover eens zijn. Het zijn immense aantallen. Ik ben ook blij, al is het misschien een beetje vreemd dat ik dat zeg. Maar naar aanleiding van het publiceren van die cijfers, vond de minister van Landbouw het nodig om de cijfers te betwisten. Maar blijkbaar zijn die cijfers redelijk correct. Meer nog: ze zijn een onderschatting. Dat blijkt ook uit het artikel dat vanuit VILT is gekomen.

De vaststelling kan alleen maar zijn dat er, bij het model dat er nu is, ontzettend veel dierenleed is, en dat niemand daar onbewogen bij kan blijven. Als ik verwijs naar een plan van aanpak vertrekkend vanuit het principe van natuurlijk gedrag van dieren, dan gaat het effectief over kwalitatief leven. Het gaat effectief over de keuzes die je maakt bij het opfokken. Hoeveel biggen worden er bij één worp gelegd? Het gaat effectief over het geheel van het leven van een dier, tot het einde.

Je hebt vandaag ook kippenhouderijen waar de eieren kunnen uitkomen op de plek waar de kuikens grootgebracht zullen worden tot vleeskip. Dat is helemaal anders dan het systeem van vroeger, omdat je dan geen stressvol transport hebt. Dat zijn allemaal evoluties die rekening houden met de noden van het dier zelf, met hun natuurlijke aard, en het principe van het natuurlijk gedrag van dieren. Ik hoop toch oprecht, werkelijk waar, dat u dat zult gebruiken als een basisprincipe in de toekomstige codex, waarvan ik ook hoop dat die er heel snel is.

Het klopt – en daarom dat meten weten is – dat u zegt dat het niet noodzakelijk rechtstreeks gerelateerd is. Ik moet eerlijk zeggen: ik ben ongelooflijk op zoek gegaan. Maar natuurlijk kun je ook in de bio-industrie een heel intens veeteeltsysteem hebben. Het gaat ook over enorme aantallen. Het gaat over die intensieve industrie, en wat dat doet met dieren, welke impact dat dat heeft op dieren. Het is op dat vlak dat ik het eens ben met diegenen die zeggen dat we een omschakeling moeten maken.

Mensen worden vanzelf ook flexitariër, gaan beter vlees eten, gaan daar beter voor betalen. Mijn motto is: meer boeren, minder dieren. Ik denk dat dat ongelooflijk belangrijk zal zijn, qua effect op dierenwelzijn. Dat zal een rechtstreeks effect hebben. De tendens van minder vlees eten, naar beter eten, is door veel mensen al ingezet. Je hoeft daarvoor geen vegetariër te worden, zoals ik. Het is niet dat soort bekering waar ik mee bezig ben. Maar het is wel dat soort omslag dat we nodig hebben in die industrie.

Ik kom nog tot een vraag. Ik heb heel veel gehoord. Eén, een zeer concrete vraag: ik zou zeer graag de position paper die verzonden is naar de Europees commissaris willen ontvangen bij deze commissie. Ik stel die vraag zeer expliciet. Ik zou graag inzicht krijgen in de position paper zoals die is verstuurd.

Ik heb u horen verwijzen naar de Vughtgroep, maar mijn vraag ging specifiek over de claim die in de krant stond, gemaakt door het kabinet van Landbouw, waarin verwezen wordt naar een samenwerking tussen het kabinet Landbouw en het kabinet Dierenwelzijn. Specifiek rond deze problematiek heb ik gevraagd naar de frequentie, de aard, de resultaten, de streefcijfers. Ik heb daar geen antwoord op gekregen. Ik zou graag dat antwoord ontvangen.

Want het is natuurlijk één ding om in de pers een claim te maken, iets anders is om een zicht te kunnen krijgen op wat dat concreet betekent. Ik zou graag zicht krijgen op wat dat concreet betekent, specifiek op het vlak van de overmatige sterfte in de intensieve veehouderij. Of het nu biologisch is of niet, ‘je m’en fous’. Ik zou eigenlijk graag willen weten hoelang er eigenlijk al op deze thematiek wordt gewerkt, en met welk resultaat. Hoe concreet is dat? Welke ijkcijfers worden gehanteerd?

U hebt daarnet verwezen, minister, naar de 3,46 procentnorm die gehanteerd wordt voor uitval bij vleeskippen. U weet natuurlijk net zoals ik dat dat een norm, een streefcijfer is, waar de vogelgriep et cetera u misschien kan raken, maar het is wel een norm die op een of andere manier tot stand is gekomen na een benchmarking. Bij leghennen is het aandeel dat sterft 7 tot 10 procent.

Dat zijn zaken waarbij ik wil weten hoe er verder gewerkt wordt naar streefcijfers, om toch een soort omslag teweeg te brengen. Komt dat tot stand tussen kabinetten? Op welke manier? Daar zou ik toch ook graag een antwoord op krijgen, want het Europese niveau is uiteraard zeer belangrijk, maar wat we zelf op ons eigen grondgebied kunnen doen, moeten we toch zeker ook doen.

De voorzitter

Minister Weyts heeft het woord.

Minister Ben Weyts

Als minister van Dierenwelzijn ben ik in contact en ga ik soms het debat aan met diverse landbouworganisaties, federaties, keurmerken van zowat alle sectoren. Het kan gaan over kippen, varkens, kalkoenen, Belpork – ‘you name it’: allemaal passeren ze op regelmatige basis bij mij de revue. We werken rechtstreeks aan de bron en proberen daar afspraken te maken in functie van een verbetering van het dierenwelzijn. Dat is heel specifiek.

De casus in Nederland waarnaar u verwijst is inderdaad heel interessant. In Nederland heeft men de wetgeving gewijzigd, waarbij men veel meer uitgaat van natuurlijk gedrag. Alleen is de vraag hoe dat dan concreet wordt vertaald. Ik moet vaststellen dat men niet goed weet hoe men die bepalingen in de praktijk moet interpreteren. De bevoegde minister in Nederland liet weten dat men een juridische analyse zou laten uitvoeren om na te gaan wat de consequenties van die wetgeving precies zouden zijn. Vooralsnog is op dat vlak niets veranderd. Ik kijk er graag naar, in functie van de lessen die we eruit kunnen trekken. Maar vooralsnog is alles daar nog altijd hetzelfde als bij ons.

De voorzitter

Mevrouw Almaci heeft het woord.

Meyrem Almaci (Groen)

Dat is een heel helder antwoord, minister. Ik maak eruit op dat de claim die gemaakt is door het kabinet Landbouw over samenwerking met het kabinet Dierenwelzijn onbestaande is. Ik vind dat jammer. Ik had heel graag gehad dat er vandaag zo’n samenwerking was, met streefcijfers, concreet op het terrein. Ik vind het ongelooflijk jammer dat men in een debat over een bestaande problematiek, zonder tegencijfers te geven, de cijfers betwist. Daarnaast spreekt men ook nog eens over een samenwerking – om zichzelf bij wijze van spreken te ‘dierenwelzijnswashen’– die er gewoon niet is. Ik vind dat heel verontrustend.

Ik kan alleen maar vragen – en ik zal dat ook aan de minister van Landbouw vragen – dat die samenwerking er komt. Het moet niet afhangen van de individuele contacten tussen landbouwsectoren van de minister van Dierenwelzijn of hier vooruitgang in wordt geboekt.

U hebt absoluut gelijk dat er in Nederland een wet is goedgekeurd en dat men nu bekijkt hoe men ze kan implementeren. Het goede is dat er een norm is vastgelegd waarvan men zegt: dit nemen we als principe, niet alleen voor gezelschapsdieren, maar ook voor landbouwdieren. Men gaat inderdaad onderzoeken hoe men dat gaat implementeren. We houden hier heel vaak debatten waarbij we onszelf op de borst kloppen en zeggen dat Vlaanderen de voorloper moet zijn. Ik zou zeer graag hebben dat Vlaanderen hierin een voorloper is. Dat is mijn uitdrukkelijke wens. We hebben ook een resolutie geschreven, met voorzet van codex, die van dat principe uitgaat, om dat te concretiseren. Daarmee zouden we het dierenwelzijn een enorme stap vooruit kunnen helpen. Laat ons ambitieus zijn: waarom zouden we de Nederlanders het voortouw laten nemen, als we het zelf zouden kunnen doen?

Ik wil u niet alleen aan de codex, maar ook nog eens aan het label herinneren. Er is vandaag een wildgroei aan labels die soms echt absurd zijn en waarvan burgers niet meer weten waaraan en waaraf. GAIA heeft dit weekend naar aanleiding van zijn 30-jarig bestaan ook aandacht gevraagd voor het kooisysteem en de vernietiging van eendagshanen. Er zijn wel wat dingen die we vanuit Dierenwelzijn kunnen doen en waar we snel vooruitgang in kunnen boeken. Of het nu gaat over het kooisysteem, over de vernietiging van eendagshanen, over het dierenwelzijnsleed dat al lang is aangekondigd maar ook over de codex waar we al lang op wachten: ik roep daartoe op.

Ik zal ook de minister van Landbouw ondervragen over hoe hij vandaag de samenwerking waar hij naar verwees, ziet en wat de concrete resultaten daarvan zijn. Ik hoop dat u een basis hebt om hem te contacteren en hem te zeggen dat u daar werk van gaat maken.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.

 


  Nieuwsflash
 
Tijdelijke rationalisatie uitrijregels meer dan welkomLees meer
 
 
Open Food Conference Lees meer
 
 
Overstroming van 5 - 22 november 2023 erkend als ramp: indienen vanaf 19/4/2024Lees meer
 
 
De Under-Cover overkapping ook in land- en tuinbouwLees meer
 
 
Koningin Mathilde stelt onrechtvaardige cacaoprijzen aan de kaak Lees meer
 
 
Doelgerichtere veredeling naar inuline-rijkere cichorei door CRISPR/Cas Lees meer
 
 
Packaging: find a workable agreement for the fruit and vegetables sector Lees meer
 
 
Ontwerpprogramma 2023-2027 van het Federaal Reductieplan voor GewasbeschermingsmiddelenLees meer
 
 
Afschaffen constructie ‘samengestelde landbouwer’: overgangsregeling Lees meer
 
 
Preventieve maatregelen tegen uitbraak bacterievuur bij fruit- en bomenkweekLees meer
 
 
Milieuaansprakelijkheid mbt het voorkomen en herstellen van milieuschade Lees meer
 
 
Versoepelingen boetesysteem Mestdecreet Lees meer
 
 
Stikstofdecreet en de omgevingsvergunningen Lees meer
 
 
Gefractioneerde bemesting in aardappelen Lees meer
 
 
Steeds minder antibiotica verstrekt via gemedicineerde voeders Lees meer
 
 
Groen licht voor proefstalregeling en meer rechtszekerheid voor ammoniak reducerende techniekenLees meer
 
 
Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2023 Lees meer
 
 
PFAS in het Vlaamse drinkwater Lees meer
 
 
Landbouwconjunctuur licht verbeterd ondanks natte weersomstandigheden Lees meer
 
 
Uiterste indieningsdatum en belangrijke data voor de verzamelaanvraag 2024 Lees meer
 
 
Brede weersverzekering 2024: aanvragen voor 30/4Lees meer
 
 
Infosessies stikstofdecreet Vlaamse overheid Lees meer