Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 17 jul 2025 16:59 

Vraag om uitleg Vraag om uitleg over het vermoeden van vergunning 4391 (2024-2025) van Jurgen Call


Vraag om uitleg over het vermoeden van vergunning
van Jurgen Callaerts aan minister Jo Brouns

De voorzitter

De heer Callaerts heeft het woord.

Jurgen Callaerts (N-VA)

Ja collega’s, dit is een ietwat technische vraag. Want artikel 4.2.14., van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) voorziet in een vermoeden van vergunning voor constructies die opgericht werden voor de eerste inwerkingtreding van het gewestplan. De twee richtlijnen zijn daarbij: een onweerlegbaar vermoeden voor constructies voor 22 april 1962 en een weerlegbaar vermoeden voor constructies gebouwd tussen 22 april 1962 en de inwerkingtreding van het gewestplan in kwestie in de betrokken gemeente. Dat vermoeden van vergunning bestaat sinds 1999 en werd overgenomen werd in de invoering van de Codex in 2009.

Bij het weerlegbaar vermoeden van vergunning wordt de overheid de mogelijkheid geboden om een tegenbewijs van een vergund karakter te geven. Dat kan sinds 2009 enkel geleverd worden door een pv of een niet-anoniem bezwaarschrift opgesteld binnen de vijf jaar na het bouwen van de constructie.

Mijn punt gaat eigenlijk vooral over de ontwikkeling van meergezinswoningen in dergelijke constructies. Want naast het vermoeden van vergunning voor die constructie ontwikkelde de rechtspraak naar analogie een regeling voor functiewijzigingen en het vermeerderen van het aantal woongelegenheden.

Gelet op het moeilijk te leveren tegenbewijs, zijn lokale besturen in de meeste gevallen bijna verplicht om de constructie en eventueel de functie en het aantal woongelegenheden als ‘vergund geacht’ in het vergunningenregister op te nemen indien de eigenaar voldoende bewijsmateriaal aanbrengt. Het vermoeden werkt als een defactoregularisatie, waardoor lokale besturen de onwenselijke toestand bijna moeten aanvaarden zoals die aangeleverd wordt.

Dat staat natuurlijk, minister, op gespannen voet met onder meer de doelstellingen inzake goede ruimtelijke ordening, het wegwerken van het historisch passief of het vrijwaren van de open ruimte. Vandaar dat ik een aantal vragen heb voor u: hoe evalueert u het bestaande vermoeden van vergunning in verhouding tot de huidige beleidsdoelstellingen?

Overweegt u eventueel een bijsturing van de regeling, zoals het verruimen van de toegelaten bewijsmiddelen voor lokale besturen of het beperken of afschaffen van het vermoeden van vergunning?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Bedankt voor uw vraag, collega. Ik vind het belangrijk om eerst nog eens de achterliggende ratio van het vermoeden van vergunning te schetsen.

Het vermoeden van vergunning heeft enerzijds betrekking op constructies die tot stand zijn gekomen voor de Stedenbouwwet van 29 maart 1962 – daarvoor geldt een onweerlegbaar vermoeden – en anderzijds op situaties die zijn ontstaan tussen de inwerkingtreding van die Stedenbouwwet en de definitieve vaststelling van de gewestplannen. Wat die laatste betreft, geldt er inderdaad een weerlegbaar vermoeden. Het vermoeden van de vergunning geldt enkel voor constructies die sedertdien dezelfde zijn gebleven, behalve wat betreft het gebruik ervan, omdat functiewijzigingen pas vanaf 9 september 1984 vergunningsplichtig zijn geworden.

Het vermoeden dekt dus onzekere situaties, toen de vergunningsplicht nog niet of alleszins minder strikt geregeld was of toen de bestemming van het goed nog niet gekend was. Om onder het toepassingsgebied van het vermoeden te kunnen vallen, moet er bewijs geleverd worden over het bestaan van de constructie en de datum van de oprichting. Daarvoor geldt naast een actieve onderzoeksplicht van de lokale overheden ook een bewijsplicht voor de eigenaar van de constructie. Het spreekt voor zich dat die bewijzen aanleveren na verloop van tijd ook steeds minder evident wordt.

Bovendien is een inschrijving in het vergunningenregister niet gelijk te stellen met een regularisatie. Het vermoeden geldt, en dat was ook al zonder opname in het vergunningenregister. Die opname in het vergunningenregister heeft uiteraard wel een constitutief karakter, omdat er nadien enkel nog tegenbewijs binnen een jaar na de opname geleverd kan worden. Daarvoor geldt een uitzondering voor constructies in ruimtelijk kwetsbaar gebied waar er dus geen termijn op het tegenbewijs staat.

 Het is niet uitgesloten dat het vermoeden van vergunning voor lokale besturen in sommige gevallen ongewenste effecten genereert. Maar dat geldt evenzeer voor andere oude vergunde situaties die niet aansluiten op de hedendaagse beleidsdoelen. Niet alles wat in het verleden is vergund of opgericht, past nog in de huidige context. Dat betekent niet dat we er geen rekening meer mee moeten houden. We moeten de beleidsdoelen inderdaad realiseren maar we kunnen de rechtszekerheid hierbij niet aan de kant schuiven en zomaar ingrijpen op rechten die in het verleden zijn verleend. Er zal dus op een andere manier moeten worden gezocht naar oplossingen op maat die het vermoeden van vergunning niet zomaar tenietdoen.

Er liggen geen plannen voor om het vermoeden van vergunning te wijzigen. Zoals ook zonet al toegelicht, is deze regeling er gekomen om een evenwicht te zoeken tussen de belangen van de verschillende betrokkenen, waaronder ook de lokale overheden. In het kader van de rechtszekerheid heeft de decreetgever het onwenselijk gevonden dat er symbooldiscussies worden gevoerd over situaties die lang geleden tot stand zijn gekomen. Het vermoeden van vergunning biedt in die zin dus een oplossing.

Omdat het bewijs van het bestaan van de constructie en de datum van oprichting na verloop van tijd steeds minder evident wordt, zal ook het vermoeden van vergunning op termijn minder toepassing vinden. Om voorgaande redenen is het ook niet aangewezen om nu te gaan voorzien in maatregelen om het tegenbewijs te gaan verruimen of het vermoeden af te schaffen.

De voorzitter

De heer Callaerts heeft het woord.

Jurgen Callaerts (N-VA)

Minister, ik begrijp dat u zegt dat het geen eenvoudige oefening is. Want je zit tussen het spanningsveld van een goede ruimtelijke ordening versus het eigendomsrecht, dat lees ik daar toch een stukje achter. Maar we moeten daar ook wel eerlijk in zijn. Ik denk dat een aantal collega’s ook recent een aantal schriftelijke vragen daarover hebben gesteld, om te vragen naar statistieken: hoe groot is het probleem? U gaf dan ook aan dat men daar vandaag de dag geen statistieken heeft.

Maar dat is toch iets wat ruimer in dit parlement gedeeld wordt, over de situatie waarop we vandaag de dag botsen. Ik las ook in een schriftelijke vraag dat u zegt dat de vermoedens van vergunning hebben gewerkt waarvoor ze bij aanvang bedoeld waren, maar dat ze thans niet meer als generieke oplossing naar voren kunnen worden geschoven. Ik dacht daarin dus te lezen dat u eigenlijk toch aangaf dat men dit moet gaan aanpassen. Want hoe je het ook draait of keert, dat zijn situaties die ondertussen, in het beste geval, al bijna 26 jaar achter ons liggen. Die bewijslast, zoals u zelf zegt, is niet min. Als gemeentebestuur – er is daar in het verleden al wat rechtspraak over geweest –, is het niet evident om je daartegen te verzetten. Zeker als het nu gaat over de creatie van meergezinswoningen. Wat je nu krijgt in die situaties: het gaat niet enkel over het vergunnen van de constructie, maar men stelt ook vast dat op dit moment een aanvraag binnenloopt, niet enkel voor de constructie maar ineens ook voor het feit dat daar meerdere wooneenheden in zitten. Ja, dat staat helemaal haaks op hetgeen je eigenlijk wilt gaan doen als vergunningenverlener. 

Ik ben het er niet helemaal mee eens dat u zegt dat je met regularisatie ook die situaties hebt. Dan gaat u wel voorbij aan het feit dat, als er een regularisatievergunning komt, u wel voorwaarden en lasten kunt opleggen. Bij de opname in het vergunningenregister, wat de facto hetzelfde is als een regularisatie, kunt u dat niet. Dat is eigenlijk mijn insteek in dat verhaal: men kan vandaag de dag beter de weg kiezen van de opname in het vergunningenregister. Daar volgen bij wijze van spreken dezelfde rechten en plichten uit als een regularisatie. Maar een regularisatie kunt u op zijn minst nog sturen. Ik begrijp dus dat u zegt dat men niet wil raken aan dat eigendom, de situatie van vroeger, en dan zit je met dat spanningsveld met dat eigendomsrecht. Maar ik had gedacht te lezen in een schriftelijke vraag dat u toch een opening creëert. Ik denk dat u de lokale besturen daar best wel een plezier mee doet, om daar toch eens naar te kijken. Waarvan akte, als u zegt dat dat niet voorligt. Maar dan gaan we op lokaal niveau nog wel wat roeien met de riemen die we hebben, en dat zijn er helaas niet te veel.

De voorzitter

De heer Dochy heeft het woord.

Bart Dochy (cd&v)

Collega Callaerts, ik begrijp natuurlijk wel de insteek van uw goedbedoelde poging om daar eventueel ook de vrijheid van het lokale bestuur voor een stuk te laten spelen. Maar zoals we daarnet ook het vrijstellingsbesluit hebben gekregen, heeft de minister ook gezegd dat men toch gaat proberen te zorgen dat er in die zin enige uniformiteit is, zodat er niet in iedere gemeente hier of daar een strengere toepassing is van de basisregels van de vrijstelling.

Ja, hier gaat het natuurlijk niet om nieuwe constructies, ook niet over constructies die men wil aanpassen, het gaat gewoon om een bestaande situatie. Ik vind het toch niet zo evident dat, wanneer een situatie misschien al van 1928 bij wijze van spreken bestaat en opgenomen wordt in uw vergunningenregister, je bijkomende voorwaarden zou opleggen om de bestaanbaarheid van die constructie in principe kenbaar te maken en officieel te registreren. Want daarover gaat het toch, denk ik. Ik heb begrepen dat de minister zegt dat het toch wel constructies moeten zijn waar geen wijzigingen aan gebeurd zijn sedert de Stedenbouwwet van 1962 of het in voege treden van het gewestplan, om beide formules te kunnen gebruiken. Ik zou daar dus wel enigszins terughoudend in willen zijn en ervoor pleiten om er toch niet te veel complexiteit rond te maken en nog een keer ook daar administratieve lasten en onredelijkheden te gaan opleggen in hoofde van de eigenaars.

Lydia Peeters (Open Vld)

Minister, ik wil zelf ook even tussenkomen. Ik was alleszins blij met uw antwoord, dat u zegt dat u niet wilt gaan verstrengen. Als ik bij ons kijk: het gewestplan is vastgesteld in 1980, dus gaat het daar over constructies tussen 1962 en 1980. Wel, dat is 45 jaar geleden. Ik bedoel, je gaat een beetje uit van de goede trouw van de mensen en je wilt ook zorgen voor efficiëntie, voor rechtszekerheid. In die zin ben ik dus blij te horen dat u geen wijziging wilt doorvoeren aan het weerlegbare vermoeden van vergunbaarheid. Ik denk dat er andere redenen zijn. Als u zegt dat het over het aantal inschrijvingen gaat, check dan het bevolkingsregister. Als er vroeger meerdere gezinnen waren ingeschreven, kan men op basis daarvan het vermoeden weerleggen. Als dat niet is, denk ik dat je voldoende tools hebt om daaraan tegemoet te komen.  Maar ik zou alleszins niet graag zien dat de huidige regeling rond het vermoeden van vergunning op de schop gaat of dat het allemaal complexer moet gaan worden.

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Ja, ik kan bevestigen dat dat de visie is, collega Peeters. Voor alle duidelijkheid, opname in het vergunningenregister is geen regularisatie. Ik denk niet dat ik dat gezegd heb. Het is een bevestiging dat de situatie vergund wordt geacht. Maar zoals u zei, is het een keuze van de decreetgever om het eigendomsrecht op die manier ook te beschermen.

De voorzitter

De heer Callaerts heeft het woord.

Jurgen Callaerts (N-VA)

Collega’s, dit is een interessant debat eigenlijk, maar ik denk dat ik wel een aantal zaken kan weerleggen. Het gaat me niet over een woning van 1928, mijnheer Dochy, Dat zijn ook de onweerlegbare vermoedens, daar moet je je niet tegen verzetten. Tot en met 1962: daar heb ik het niet over. Mevrouw Peeters, ik begrijp ook wat u zegt over 1962 en 1980. Het gaat mij ook niet over de constructie, het gaat mij over de functiewijzigingen die achteraf gebeurd zijn, waarmee we volgens mij in een vacuüm zitten. U kunt dan wel spreken over het inschrijvingenregister. Maar als men een opname doet of een aanvraag tot opname in het vergunningenregister in de periode dat men het zou kunnen weerleggen als gemeente, heeft men vandaag de dag alleen maar de mogelijkheid om, en ik citeer: “het te weerleggen met een pv of een niet-anoniem bezwaarschrift opgesteld binnen de vijf jaar.” U kunt dus wel zeggen dat men het bevolkingsregister erbij kan nemen, maar als men slim genoeg is om de opname in het vergunningenregister te doen met het gegeven dat er twee wooneenheden zijn, dan heb je echt niet veel instrumenten om dat tegen te gaan. Dat is dus een defacto-appartementisering, en dat is mijn bezorgdheid die hierachter zit, minister, daar kun je geen voorwaarden aan stellen. Als je vandaag de dag een aanvraag doet voor een appartement, dan stelt het lokaal bestuur voorwaarden voor parkeren, tutti quanti. Dat heb je hier niet, het is ja of neen, en dat is een beetje mijn bezorgdheid. We gaan het debat niet verder voeren, maar ik denk dat daar misschien nog niet het laatste woord over is gezegd. Dank u wel.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.

 

 


  Nieuwsflash
 
Vlaamse Regering over het Europese natuurbeleidLees meer
 
 
Vraag om uitleg Vraag om uitleg over het vermoeden van vergunning 4391 (2024-2025) van Jurgen CallLees meer
 
 
Nieuwe intendant voor het Turnhouts VennengebiedLees meer
 
 
Vrijwillige stopzettingsregeling voor varkensstallen door behoud en hervergunning van mestopslagLees meer
 
 
Afstandsregels voor megawindturbines Lees meer
 
 
Natuur in landbouwgebied Lees meer
 
 
Oorzaken van de triazoolvervuiling in het drinkwater Lees meer
 
 
Schaduw als hittebestrijder Lees meer
 
 
Aardbeienbedrijf Vermeiren zet toon met duurzaam waterbeheer dankzij waterpaspoort Lees meer
 
 
Pacht landbouwgrond met een derde gestegen op 10 jaar tijdLees meer
 
 
Een derde minder varkensbedrijven in 2030 volgens prognose Lees meer
 
 
Agrometeorologische Berichten Situatie op 1 juli 2025 Lees meer
 
 
Resolutie over een verbod op het gebruik van PFAS-houdende pesticidenLees meer
 
 
Waterbeleid en Bleu DealLees meer
 
 
Mogelijke impact van doorgedreven dierenwelzijnsmaatregelen Lees meer
 
 
Vragen over aardappelprijzen en -export Lees meer
 
 
Nieuwe vrijhandelsakkoord tussen Oekraïne en de EU Lees meer
 
 
Impact van de verzilting op de landbouw Lees meer
 
 
Hittegolf op komst? Het FAVV deelt 8 onmisbare tips met de voedingssector Lees meer
 
 
Clarebout bouwt nieuwe fabriek in China Lees meer
 
 
De uitdagingen in de zuivelindustrie Lees meer
 
 
Bent u landbouwer en overweegt u een beheerovereenkomst met de VLM? Lees meer
 
 
Stalmest uitrijden? Neem foto’s via LV-AgriLens als bewijs Lees meer
 
 
IGC voorspelt grotere graanproductie in 2025Lees meer
 
 
Digitale registratie gewasbeschermingsmiddelen vanaf 1/1/2026 Lees meer
 
 
Aanleg van nieuwe drainages moeten vanaf 1 juli 2025 peilgestuurd op basis van geschiktheidskaartLees meer
 
 
Hoe u optimaal voorbereiden op een GLB-controle? Lees meer
 
 
Hittegolf juli 2025: conceptnota voor nieuwe regelgeving Brede WeersverzekeringLees meer
 
 
Ana­ly­se re­cent­ste perceelsaangifteLees meer
 
 
Vlaanderen is goed voor ongeveer 7% van de Europese in- en uitvoer van agrarische producten Lees meer