De voorzitter
De heer Pillen heeft het woord.
Jasper Pillen (Open Vld)
Minister, onlangs was er een artikel in VILT met de veelzeggende titel ‘Regels verpletteren de boer: administratie zwaarder dan de oogst’. Titels slaan altijd aan en vatten meteen de essentie goed samen. De regeldruk en de controles zijn gigantisch. Vaak vraagt iedereen, en waarschijnlijk ook de controleur, zich af of dit eigenlijk wel zin heeft en wat er de meerwaarde van is.
West-Vlaanderen is een van de belangrijkste groenteproducenten in West-Europa. Het is de moestuin van West-Europa. Met die regeldruk en al die controles is het vaak de vraag op welke manier we die sector kunnen ondersteunen. Veel telers beginnen uit te kijken naar gronden en mogelijkheden in Noord-Frankrijk. Dat zou een economische aderlating betekenen voor de provincie en ook voor Vlaanderen in het algemeen, maar ook een verlies van zelfvoorziening. De beide factoren zouden daarin vervat zijn.
Minister, hoe beoordeelt u de signalen uit de groentesector over de als verlammend ervaren administratieve druk? Ik neem aan dat u daar op een gelijkaardige manier op zult antwoorden als op de vorige vraag.
Wordt er werk gemaakt van vereenvoudiging, specifiek voor die sector?
Welke stappen onderneemt u om het behoud van de groenteteelt in Vlaanderen te garanderen op lange termijn?
Hoe gaan we zorgen voor meer rechtszekerheid en een rendabel verdienmodel voor deze groentetelers?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik neem de signalen uit de groentesector en andere deelsectoren binnen de landbouw zeker ernstig en ter harte. Daarom ook dat er in het regeerakkoord en in onze beleidsnota, specifiek voor de landbouwsector, naast het generieke Vlaamseoverheidbrede initiatief, een passage is opgenomen over de vermindering van administratieve lasten en regeldruk.
Over de opmaak van het actieplan administratieve vereenvoudiging hebben we hier in de commissie al een aantal keer gesproken. U weet dat we daarvoor met Regelrecht een traject lopen dat transversaal over alle overheidsdiensten loopt. Dat is volop gaande. Zeker wat landbouw betreft, ga ik dat natuurlijk zeer kritisch bekijken en erover waken dat dat een voldoende uitkomst biedt.
Naast de beoogde vereenvoudigingen zijn er ook nog andere manieren waarop we vanuit de Vlaamse overheid een sterke groentesector in de toekomst willen behouden. Wij ondersteunen producentenorganisaties via de gemeenschappelijke marktordening. Deze telercoöperaties verbeteren de marktmacht en prijsstelling van onze telers. Bovendien kunnen producentenorganisaties ook inzetten op maatregelen die telers voorbereiden op toekomstige uitdagingen zoals de klimaatverandering. In 2023 verhoogden we de steun die producentenorganisaties kregen en versterkten we zo mee de marktmacht die de telers hebben. Zo kunnen producentenorganisaties meer steun krijgen voor onderzoek.
Door middel van praktijkgericht onderzoek door instellingen zoals Inagro, het Proefstation voor de Groenteteelt, Proefcentrum Hoogstraten, Praktijkpunt Landbouw en Viaverda, helpen wij telers om teelttechnische uitdagingen proactief aan te pakken. Bij deze onderzoekscentra zitten telers zelf mee aan de knoppen en bepalen ze mee de thema’s waar de onderzoekscentra op inzetten. Ik voorzie jaarlijks meer dan 1 miljoen euro voor onderzoek door de genoemde praktijkcentra in de groentesector. Vanuit een gezamenlijk jaarplan werken de praktijkcentra Plant samen aan een gerichte onderzoeksstrategie voor de sector. In het kader van het plan Vlaamse Veerkracht is daarenboven het project ‘Slimme combinatie van teeltkeuze en technologie voor een rendabele klimaatrobuuste land- en tuinbouw’ uitgevoerd door die praktijkcentra.
Ook landbouwers die ideeën voor specifieke uitdagingen willen uitwerken, kunnen rekenen op steun, via de Europese oproepen en de landbouwtrajecten binnen het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Dit jaar hebben we bijvoorbeeld een oproep gelanceerd voor de demonstratieprojecten betreffende de bufferstroken.
Op individueel niveau kunnen telers betoelaging aanvragen voor investeringen die innovatief zijn voor de sector via innovatietrajecten van het Vlaams Landbouw- en Investeringsfonds (VLIF). Ook via VLIF-investeringen kunnen telers ervoor zorgen dat ze technisch de concurrentie met de omliggende regio’s kunnen blijven voeren.
Via terreinvoorlichting zorgt het agentschap Landbouw, in samenwerking met partners zoals praktijkcentra en organisaties als de Begeleidingsdienst voor Betere Bodem en Waterkwaliteit (B3W), ervoor dat regelgeving op een begrijpelijke manier wordt uitgelegd. Ook via producentgerichte acties kunnen telers via de gemeenschappelijke marktordening steun krijgen voor investeringen.
Die gezamenlijke inspanningen hebben ertoe geleid dat de landbouwconjunctuurindex voor openluchtgroenten voor het tweede semester op rij een stijging vertoonde. Dat blijkt uit de halfjaarlijkse bevraging van het agentschap.
Hoewel 2024 een moeizame start kende, groeide het uit tot een sterk productiejaar: de oogst verliep vlot en de kwaliteit van de geoogste producten was over het algemeen goed. Vooruitblikkend op 2025 heerst er een positief sentiment. Veel telers hopen en verwachten dat deze gunstige trend zich zal doorzetten. Dat vertrouwen weerspiegelt zich ook in de investeringsbereidheid: volgens de voorjaarsbevraging steeg het percentage groentetelers in openlucht dat bereid is te investeren van 18 naar maar liefst 49 procent.
Kortom, er is zeker nog een toekomst voor onze Vlaamse sterkhouders zoals de groenteteelt. Dat blijkt uit de cijfers. Maar wij moeten er allemaal, ook hier in het parlement, voor zorgen dat onze ondernemers ook kunnen rekenen op een stabiel, rechtszeker kader, dat landbouwers laat focussen op wat ze zeer goed kunnen. De kernopdracht van onze Vlaamse land- en tuinbouwers is en blijft dan ook de productie van ons voedsel. Daartoe moeten wij hun alle kansen blijven bieden.
De voorzitter
De heer Pillen heeft het woord.
Jasper Pillen (Open Vld)
Minister, voor dat stabiel, rechtszeker kader en die vermindering van de administratieve lasten zullen wij altijd een duidelijke bondgenoot zijn, zoals mijn partijgenote zonet al zei. Specifiek over de groenteteelt zijn er in 2024-2025 overwegend positieve geluiden te horen. Toch hoor je in het zuiden van West-Vlaanderen, dé moestuin van West-Europa qua groenten en aardappelen, vaak dat mensen een paar kilometer verder kijken, naar Frankrijk, waar gronden beschikbaarder en betaalbaarder zijn, waar mensen vlotter ingeschakeld kunnen worden en waar – dat wordt me toch verteld – een andere manier van controleren gehanteerd wordt.
Ik heb dus nog een bijkomende vraag: op welke manier wordt er hier gemonitord? U komt aanzetten met metingen en met duidelijke cijfers. Dat is allemaal zeer goed. Maar wordt ook het specifieke aspect van dat ‘uitvlaggen’ naar Noord-Frankrijk opgevolgd door uw departement? Wordt dat ook gemeten? Gaat men misschien zelfs over tot een soort van maatwerk? Gaat men zo ver dat, wanneer een landbouwer wil verhuizen, wordt bekeken op welke manier die in Vlaanderen gehouden kan worden, bijvoorbeeld via maatwerk voor dat bedrijf?
De voorzitter
Mevrouw Van Olmen heeft het woord.
Mien Van Olmen (cd&v)
Bedankt voor de vraag en voor het antwoord. Gezien de context van het bezoek dat we daarnet hadden, in het licht van de toenemende druk op de groentesector, wil ik specifiek vragen om de positie van de jonge landbouwers onder de aandacht te brengen. Zij worden niet alleen geconfronteerd met drempels als administratieve en economische uitdagingen, daarnaast worden ze ook geconfronteerd met andere drempels, zoals investeringen bij opstart en overname. Mijn bijkomende vraag is dus: hoe kunt u ervoor zorgen dat ook specifiek die jonge groentetelers voldoende toekomstperspectief kunnen blijven houden in Vlaanderen? Wordt er binnen het jongerenactieplan of binnen andere beleidsinstrumenten nog specifiek ingezet op die jongere landbouwers en hun toekomstperspectief?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Mevrouw Van Olmen, het antwoord op uw vraag is tevens een antwoord aan de heer Pillen: we werken natuurlijk vooral op de instroom. We zien dat de VLIF-steun op dat vlak enorm toegenomen is: de voorbije jaren was er een verdubbeling te zien in de cijfers voor de jonge starters, voor bedrijfsovernames. We moeten dus vooral werken op de instroom. Daar kunnen we natuurlijk iets aan doen.
Ten tweede loopt er op dit eigenste moment een oproep aan alle Vlaamse land- en tuinbouwers, dus ook aan onze sterke groentetelers, om aan te geven waar ze tegen aanlopen. Waar zitten die ‘hurdles’? Waar zitten die drempels op administratief vlak? Welke zaken doen hen eventueel overstag gaan en zeggen dat het niet meer lukt? Die drempels moeten we kennen, om daarop te kunnen werken, om ervoor te zorgen dat ze zoveel mogelijk in Vlaanderen blijven doen wat ze goed doen, en dat is boeren.
De voorzitter
De heer Pillen heeft het woord.
Jasper Pillen (Open Vld)
Ik ga helemaal akkoord met dat laatste. Uiteraard moet er gewerkt worden aan de instroom. Maar gezien de gemiddelde leeftijd van de landbouwers is er ook een natuurlijke uitstroom. Ik denk dus dat we alle andere mogelijke uitstroom maximaal moeten proberen te vermijden. En ik denk inderdaad dat uw aanpak, als die tenminste zal leiden tot concrete resultaten en als die inspraakronde geen jaren zal duren, de juiste is. Ik ben daar zeer benieuwd naar. We volgen dat verder op.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.