| 
                                
                             | 
                            
                                
                                 
                                 
		
			|  22 sep 2021 | 
			09:15  | 
		 
		
			
				
						
							
									 
							 | 
							
															Controle van de kwaliteit van rauwe melk 
								 
								Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3 § 1, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 5 februari 1999, 1 maart 2007 en 8 juni 2008 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, en op artikel 4, vervangen bij de wet van 1 maart 2007; 
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 4, § 3 gewijzigd bij de wet van 22 december 2003; 
							 | 
						 
						
							| 
								 Gelet  op het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe  melk en de erkenning van de interprofessionele organismen; 
Gelet op het ministerieel besluit  van 6 november 2001 tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden  voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers; 
Gelet  op het ministerieel besluit van 1 februari 2007 houdende goedkeuring van het document opgesteld door  de erkende interprofessionele organismen betreffende de modaliteiten van de controle van de kwaliteit  van de rauwe koemelk; 
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 2 juli 2019, met  toepassing van artikel 5, eerste lid van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad  van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en  regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij; 
Gelet op het overleg tussen de  Gewestregeringen en de Federale Overheid op 4 december 2020; 
Gelet op het advies van het Wetenschappelijk  Comité, ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 22 november  2019; 
Gelet op het advies van het Raadgevend Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid  van de Voedselketen, gegeven op 27 oktober 2020; 
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën,  gegeven op 6 januari 2020; 
Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 2 april 2021 bij  de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°,  van de wetten  op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; 
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld  binnen die termijn; 
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van  State, gecoördineerd op 12 januari 1973; 
Overwegende de Verordening (EG) Nr. 178/2002 van het  Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften  van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en  tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden; 
Overwegende de Verordening  (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke  hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong; 
Overwegende de Verordening  (EG) Nr. 2074/2005 wat betreft uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG)  Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallen en voor de organisatie van officiële controles  overeenkomstig de Verordeningen (EG) Nr. 854/2004 en (EG) Nr. 882/2004 van het Europees Parlement en  de Raad, tot afwijking van Verordening (EG) Nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot  wijziging van de verordeningen (EG) Nr. 853/2004 en (EG) Nr. 854/2004; 
Overwegende de Verordening  (EC) Nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire  procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in  levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) Nr. 2377/90 van de Raad  en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG)  Nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad; 
Overwegende de Verordening (EU) Nr. 37/2010  van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan  op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong; 
Overwegende  de Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële  controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen-  en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid  en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de verordeningen (EG) Nr. 999/2001, (EG)  Nr. 396/2005, (EG) Nr. 1069/2009, (EG) Nr. 1107/2009, (EU) Nr. 1151/2012, (EU) Nr. 652/2014, (EU) Nr.  2016/429 en (EU) Nr. 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de verordeningen (EG) Nr. 1/2005  en (EG) Nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en  2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de verordeningen (EG) Nr. 854/2004 en (EG) Nr. 882/2004  van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG,  96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles); 
Op  de voordracht van de Minister van Landbouw, 
Hebben Wij besloten en besluiten Wij: 
HOOFDSTUK  I. - Definities en toepassingsgebied 
Artikel 1.  § 1. Voor de toepassing van dit besluit,  wordt verstaan onder: 
1°  het Agentschap: het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de  Voedselketen; 
2°  de Minister: de Minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen; 
3°   producent: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die alleen, of de groepering van natuurlijke personen  of rechtspersonen die gezamenlijk, een melkproductiebedrijf uitbaat; 
4°  melkproductiebedrijf:  een inrichting met één of meer landbouwhuisdieren voor de melkproductie met als oogmerk die melk als  levensmiddel in de handel te brengen; 
5°  koper: een levensmiddelenbedrijf dat over een toelating  van koper van rauwe melk beschikt in toepassing van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling  van de nadere regels van de erkenningen, de toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door  het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; 
6°  kleine koper: een koper  die van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar maximaal 500.000 liter rauwe melk opgehaald  heeft bij maximaal 5 verschillende producenten; 
7°  types van rauwe koemelk: 
- rauwe  volle koemelk: de melk afgescheiden door de melklier van één of meer koeien, die niet is verhit tot meer  dan 40° C of een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan en waarvan het natuurlijk vetgehalte  niet is gewijzigd; 
- rauwe afgeroomde koemelk: rauwe volle melk waarvan het vetgehalte werd  teruggebracht op maximum 5 g/l; 
8°  ladingsverrichting: de fysieke overbrenging van een hoeveelheid  rauwe melk van een tank van de producent naar een erkende melkophaalwagen met behulp van een pompsysteem  dat op deze wagen geplaatst is; 
9°  levering: de hoeveelheid melk geregistreerd per ladingsverrichting  en geleverd door de producent aan de koper; 
10°  ophaling: het vervoer van een levering vanaf  het laden op het melkproductiebedrijf tot het afladen bij de koper; 
11°  wetenschappelijke begeleiding:  ondersteuning van de interprofessionele organismen die belast zijn met de officiële bepaling van de kwaliteit  van rauwe koemelk geleverd aan kopers, zodat de bepaling uniform en correct gebeurt op nationaal niveau.  Deze ondersteuning omvat volgende hoofdtaken: organiseren van ringonderzoeken, aanmaken van standaarden  (controlemonsters) en wetenschappelijk advies. 
12°  IO: interprofessioneel organisme. 
§ 2. Zijn eveneens van toepassing: 
- de definities vermeld in de verordeningen (EG) Nr.  178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen  en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid  en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, en Nr. 853/2004 van het Europees  Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor  levensmiddelen van dierlijke oorsprong, met uitzondering van de definitie van "inrichting"; 
-  de definitie van de term "inrichting" vermeld in het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling  van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het  Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. 
Art. 2. De producent, de koper en  de kleine koper zijn operatoren in de zin van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling  van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het  Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. 
Art. 3. Onverminderd de bepalingen  van Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004 heeft dit voorliggende besluit als onderwerp de officiële  controle van de kwaliteit van de rauwe melk teneinde de veiligheid van de voedselketen te verzekeren. 
De  bepalingen van dit besluit zijn zowel van toepassing op rauwe melk als op rauwe melk die op het melkproductiebedrijf  afgeroomd werd. 
HOOFDSTUK II. - Ophaling en bemonstering van de rauwe koemelk 
Art.  4.  § 1. De rauwe melk mag enkel aan een koper geleverd worden, of door een koper, of in opdracht  van een koper opgehaald worden. 
§ 2. De tijdspanne tussen twee ophalingen mag niet meer  dan 72 uur bedragen. Overschrijding met maximum 3 uur is toegelaten voor zover de gemiddelde termijn  voor de ophalingen berekend per maand de 72 uur niet overschrijdt. 
Art. 5.  § 1. Een  levering bestaat uitsluitend uit melk van een van de in artikel 1, 7°  vastgestelde types van melk. 
De  rauwe melk mag slechts opgehaald en bemonsterd worden door de chauffeur van de melkophaalwagen die houder  is van een vergunning afgegeven door het IO. 
De vergunning wordt enkel toegekend aan natuurlijke  personen die het vormingsprogramma, jaarlijks georganiseerd door het IO, hebben gevolgd. De IO's controleren  de naleving van de bemonsteringsprocedure en de geldigheid van de vergunning. 
§ 2. Op  het ogenblik van de ophaling van elke levering moet tijdens de ladingsverrichting een representatief  monster van de levering genomen, zoals bepaald in de bemonsteringsprocedure, in een type monsterflesje  goedgekeurd door het IO, tenzij deze ophaling gebeurt onder de voorwaarden vermeld in artikel 6, §  4. 
Indien de rauwe melk geleverd wordt uit meerdere koeltanks, wordt de rauwe melk uit elke  koeltank bemonsterd.  
Het monster is eigendom van het IO. 
§ 3. De bemonstering  gebeurt mechanisch met behulp van een bemonsteringsapparaat en een elektronisch monsteridentificatiesysteem  op de melkophaalwagen. Het type apparaat en identificatiesysteem dient voorafgaandelijk goedgekeurd te  worden door de wetenschappelijke begeleiding in overeenstemming met de IO-procedure. 
Elk individueel  bemonsteringsapparaat moet erkend en geïdentificeerd worden door het IO. 
§ 4. Het monster  mag enkel manueel genomen worden: 
a) indien het bemonsteringsapparaat defect is, 
b)  indien de hoeveelheid rauwe melk een representatieve mechanische bemonstering onmogelijk maakt, 
c)  in het geval van een kleine koper. 
§ 5. Het monster moet onmiddellijk worden voorzien  van een unieke elektronische identificatiecode opdat het op elk ogenblik en in alle omstandigheden identificeerbaar  zou zijn. 
In de gevallen beschreven in de IO-procedures goedgekeurd door de Minister, kan een  unieke niet-elektronische identificatiecode worden gebruikt. 
§ 6. De monsters moeten  tussen 0 en 4 ° C worden vervoerd en bewaard. De koper bewaart de monsters tussen 0 en 4 ° C in een koelruimte. 
§ 7. De kopers maken per koelruimte een lijst op van de personen die er toegang tot hebben en  houden die ter beschikking van het IO. 
§ 8. De tijd tussen de bemonstering en de aanvang  van de analyse mag niet meer bedragen dan 36 uur in geval van microbiologisch onderzoek en 84 uur voor  alle andere analysen.  
§ 9. Een kleine koper kan een derogatie aanvragen bij het IO,  zodat de rauwe melk niet dient opgehaald te worden met een melkophaalwagen uitgerust met een erkend mechanisch  bemonsteringsapparaat zoals voorzien onder artikel 5, § 3 en door een chauffeur van de melkophaalwagen  die houder is van een vergunning zoals voorzien onder artikel 5, § 1. Voor dergelijke gevallen  legt het IO een procedure vast voor het nemen, het bewaren en het vervoeren van de melkmonsters 
HOOFDSTUK  III. - Controle van de kwaliteit van de rauwe melk 
Art. 6.  § 1. Rauwe melk die op een  melkproductiebedrijf voor rekening van een koper opgehaald wordt of vanuit een melkproductiebedrijf geleverd  wordt aan een koper, wordt aan een kwaliteitscontrole onderworpen: 
1°  voor rauwe koemelk wordt  de controle uitgevoerd door een door de Minister erkend en territoriaal bevoegd IO; 
In afwijking  kan een IO de uitvoering van deze controle overdragen aan een ander erkend IO dat niet bevoegd is voor  dat grondgebied. 
De overdracht is alleen mogelijk met de schriftelijke instemming van de betrokken  producent en de koper voor wie de rauwe melk bestemd is. 
Jaarlijks bezorgen de IO'n het Agentschap  een lijst van producenten en kopers van rauwe melk waarvan de controle werd overgedragen aan een ander  IO. 
2°  de controle van de kwaliteit van rauwe melk afkomstig van andere dieren dan koeien wordt  uitgevoerd door een volgens de norm EN ISO/IEC 17025 geaccrediteerd laboratorium. 
§  2. De referentiemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit van rauwe koemelk staan in bijlage  III van de Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627.  
De laboratoria van IO'n stellen op hun website  een gedetailleerde beschrijving van de gebruikte methoden ter beschikking voor de bepaling van elk van  de kwaliteitsparameters van rauwe koemelk. Deze methoden komen overeen met de in het protocol goedgekeurde  en vastgelegde lijst van toestellen en routinemethodes zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 7°.  
Deze  controle wordt uitgevoerd namens de producent en de koper voor wie de melk bestemd is. 
§  3. Daartoe worden monsters genomen volgens de volgende modaliteiten: 
1°  voor rauwe koemelk:  bij de ophaling van elke levering; 
2°  voor rauwe melk van andere dieren dan koeien: minimaal  twee keer per maand bij de ophaling van een levering. 
§ 4. Voor producties van rauwe  melk waarvan minstens één monster genomen wordt per drie dagen productie, kan uit deze productie van  drie dagen een maximale hoeveelheid van honderd liter, al dan niet opgedeeld, geleverd of opgehaald worden,  zonder dat daarvan een extra monster wordt genomen. 
Art. 7. De rauwe melk moet voldoen aan de  volgende criteria: 
1°  voor rauwe koemelk: 
a) een kiemgetal bij 30 ° C (per ml) overeenkomstig  Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III. 3., a), i) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004  van 29 april 2004; 
b) een aantal somatische cellen (per ml) overeenkomstig Bijlage III, sectie  IX, Hoofdstuk I, III. 3.,a), i) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004; 
c)  aan de criteria voor het onderzoek naar de zichtbare zuiverheid. 
2°  voor rauwe melk van andere  dieren dan koeien: een kiemgetal bij 30 ° C (per ml) overeenkomstig Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk  I, III., 3. a), ii) of b) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004. 
Art.  8. Kopers moeten procedures toepassen om ervoor te zorgen dat rauwe melk niet in de handel wordt gebracht  indien de rauwe melk niet voldoet aan de criteria (Verordening (EC) Nr. 470/2009 van 6 mei 2009 en Verordening  (EU) Nr. 37/2010 van 22 december 2009) met betrekking tot residuen van diergeneesmiddelen overeenkomstig  Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III. 4. van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29  april 2004. 
Art. 9. De kwaliteit van de rauwe melk wordt bepaald volgens de hieronder vermelde  voorschriften. Van de vermelde frequentie kan enkel afgeweken worden in geval van onregelmatige of sporadische  leveringen of in geval van niet representatieve of niet bruikbare monsters. 
1°  De bepaling  van het kiemgetal bij 30 ° C (per ml) gebeurt conform Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III. 3., a),  i) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004. 
2°  De bepaling van  het aantal somatische cellen (per ml) gebeurt conform bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III. 3., a),  i) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004. 
3°  De bepaling van  residuen van diergeneesmiddelen gebeurt: 
a) voor rauwe koemelk: op elk monster genomen bij de  ophaling van elke levering; 
b) voor rauwe melk van andere dieren dan koeien: minstens 2 keer  per maand. 
4°  De zichtbare zuiverheid (filtratieproef) wordt 1 maal per maand uitgevoerd. 
Art.  10. De resultaten van de controle van de kwaliteit van de rauwe melk zijn geregistreerd en beschikbaar  zowel op het melkproductiebedrijf als bij de koper waarvoor de rauwe melk bestemd is. 
Art. 11.   § 1. De producent waarvan de rauwe melk bij de controle van de kwaliteit niet voldoet aan de  criteria voor kiemgetal bij 30° C (per ml) of, voor rauwe koemelk, het aantal somatische cellen (per  ml), voert corrigerende maatregelen uit om dit te verhelpen. 
Indien het om niet-naleving van  het criterium voor het kiemgetal bij 30° C (per ml) of het aantal somatische cellen (per ml) voor rauwe  koemelk gaat, zijn de corrigerende maatregelen die door de betrokken producent van de melk moeten worden  uitgevoerd, diegene die zijn vastgesteld in de IO-procedure overeenkomstig artikel 13. 
§  2. De ophaling van rauwe melk afkomstig van een melkproductiebedrijf dat bij de controle van de kwaliteit  gedurende 4 opeenvolgende maanden niet heeft voldaan aan de criteria voor kiemgetal bij 30° C (per ml)  of, voor rauwe koemelk, aan de criteria voor het aantal somatische cellen (per ml) zoals bedoeld in artikel  7, mag niet meer uitgevoerd worden door de koper noch door de producent van zodra de producent van de  melk door het geaccrediteerd laboratorium op de hoogte is gebracht van het vierde ongunstige maandresultaat. 
§ 3. De ophaling van rauwe melk afkomstig van een melkproductiebedrijf die bij de controle van  de kwaliteit niet voldoet aan de vastgelegde criteria voor residuen van diergeneesmiddelen, mag niet  meer uitgevoerd worden door de koper noch door de producent van zodra de producent van de melk door het  geaccrediteerd laboratorium op de hoogte is gebracht van het ongunstige resultaat. 
De producent  van een melkproductiebedrijf waarvan de rauwe melk bij de controle van de kwaliteit niet voldoet aan  de criteria voor residuen van diergeneesmiddelen, voert corrigerende maatregelen uit om dit te verhelpen. 
Indien  het om niet-naleving van het criterium voor residuen van diergeneesmiddelen voor rauwe koemelk gaat,  zijn de corrigerende maatregelen die door de betrokken producent van de melk moeten worden toegepast,  diegene die zijn vastgesteld in de IO-procedure overeenkomstig artikel 13. 
§ 4. Gedurende  de perioden van vermarktingsverbod mogen levensmiddelen met die rauwe melk niet vervaardigd worden. 
§ 5. De ophaling mag slechts hervat worden indien is aangetoond dat de rauwe melk opnieuw voldoet  aan de criteria die zijn vastgesteld in artikel 7 en, voor de rauwe koemelk, aan de voorwaarden opgelegd  in de procedure van het IO voorzien in artikel 13. 
§ 6. De afgekeurde rauwe melk moet  afgevoerd worden conform de bepalingen van de in voege zijnde wetgeving. 
Art. 12. Het is voor  de exploitanten van levensmiddelenbedrijven verboden om rauwe melk of levensmiddelen die voortkomen van  rauwe melk die niet aan de in artikel 6 vastgestelde controle werd onderworpen, in de handel te brengen,  aan te bieden, uit te stallen of te koop te stellen, voor de verkoop te vervoeren, te verkopen of te  leveren. 
HOOFDSTUK IV. - Erkenning van de interprofessionele organismen en wetenschappelijke  begeleiding 
Art. 13.  § 1. Om de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk te mogen  uitvoeren, moeten de IO'n over een erkenning beschikken afgeleverd door de Minister. 
§  2. Om erkend te worden en te blijven, moeten de IO'n voldoen aan volgende voorwaarden: 
1°  Opgericht  zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk; 
2°  Hun activiteiten voor de controle  van de kwaliteit van de rauwe melk uitoefenen binnen de territoriale omschrijving bepaald door de Minister  en op basis van de locatie van het melkproductiebedrijf. 
3°  
a) Hun procedures, voorzien  onder dit besluit, indienen bij de Minister ter goedkeuring. 
b) Goedkeuring van de Minister  bekomen voor eventuele wijzigingen in deze procedures. 
c) Alle procedures, na goedkeuring door  de Minister, publiceren op hun website. 
4°  In de statuten voorzien dat: 
a) op het  vlak van de algemene vergadering de producenten uit de territoriale omschrijving bedoeld in 2°  en de  kopers door wie zij rauwe melk laten ophalen of aan wie zij rauwe melk leveren, vertegenwoordigd zijn.  Teneinde een paritaire vertegenwoordiging van de producenten enerzijds en de kopers door wie de producenten  rauwe melk laten ophalen of aan wie de producenten rauwe melk leveren anderzijds te verzekeren, wordt  in de statuten hetzij het aantal leden hetzij modulering van het stemrecht in de algemene vergadering,  bepaald; 
b) op het vlak van de raad van bestuur pariteit is tussen de vertegenwoordigers van  enerzijds de kopers die rauwe melk ophalen of laten leveren en anderzijds van de producenten. 
5°   Een document uitwerken betreffende de modaliteiten van de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk,  dat bindend is voor de kopers die rauwe melk ophalen of laten leveren en de producenten. 
Dit  document omvat onder meer: 
a) de wijze van monsterneming; 
b) de omstandigheden van  vervoer en bewaren van de monsters tussen het vertrek van de melkproductiebedrijf en de analyse door  het IO; 
c) de wijze waarop de analyses worden uitgevoerd; 
d) de interpretatie van de  resultaten; 
e) de manier waarop de resultaten worden meegedeeld aan de producenten en de kopers  die de rauwe melk ophalen of laten leveren door producenten; 
f) het meedelen van de vermarktingsverboden  aan de producenten en aan de kopers die de rauwe melk van de betrokken melkproductiebedrijven ophalen  of laten leveren; 
g) de maatregelen die genomen worden ingevolge ongunstige resultaten bekomen  bij de controle van de kwaliteit van rauwe melk; 
h) de controles die uitgevoerd worden om de  vermarktingsverbod op te heffen; 
i) de procedure voor het regelen van geschillen. 
6°   Beschikken over laboratoria die geaccrediteerd zijn volgens de norm EN ISO/IEC 17025 voor de analyses  die uitgevoerd worden in het kader van de controle van de kwaliteit van de rauwe melk zoals bedoeld in  artikel 6 en die voldoen aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit  van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de  veiligheid van de voedselketen. 
7°  Deelnemen aan de wetenschappelijke begeleiding gevoerd door  het Instituut voor Landbouw-, en Visserijonderzoek van de Vlaamse Overheid en het Département Connaissance  et Valorisation des Produits du Centre wallon de Recherches agronomiques van het Waals Gewest, voor zover  de betrokken laboratoria van deze instanties geaccrediteerd blijven volgens de norm EN ISO/IEC 17025. 
De  wetenschappelijke begeleiding wordt beschreven in een schriftelijk document (protocol). 
Dit  document betreffende de uitvoering van de wetenschappelijke begeleiding is onderworpen aan het eensluidend  advies van de Permanente Werkgroep van de Interministeriële Conferentie voor het Landbouwbeleid. 
8°   De verslagen van de vergaderingen van de algemene vergadering en de raad van bestuur overmaken aan het  Agentschap. 
9°  De resultaten van de kwaliteitscontrole van de melk overmaken aan het Agentschap. 
10°   Zich onderwerpen aan het toezicht en de controlemaatregelen alsmede de instructies van het Agentschap. 
11°   De vastgelegde regels naleven en de controles van de rauwe koemelk conform deze uitvoeren. 
§ 3. De Minister kan de erkenning weigeren of intrekken indien de voorwaarden gesteld in dit artikel  niet vervuld zijn. 
De Minister deelt de redenen, samen met de voorgenomen maatregel, mee aan  de betrokkene via aangetekend schrijven of door afgifte met ontvangstbewijs. 
De betrokkene beschikt,  bij straffe van verval, over vijftien werkdagen om via aangetekend schrijven zijn bezwaren aan de Minister  kenbaar te maken en in voorkomend geval, te verzoeken door deze of zijn vertegenwoordiger gehoord te  worden of verbeteringen voor te stellen teneinde tegemoet te komen aan de ingeroepen redenen. 
Daarna  beschikt de Minister over dertig werkdagen om, in voorkomend geval, de belanghebbende te horen, een beslissing  te nemen en hem deze via aangetekend schrijven of door afgifte met ontvangstbewijs mee te delen. 
HOOFDSTUK  V. - Opheffingsbepalingen 
Art. 14. Worden opgeheven: 
1°  het koninklijk besluit van  21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele  organismen; 
2°  het ministerieel besluit van 6 november 2001 tot vaststelling van de referentiemethoden  en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling  van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 september 2004, 2 oktober  2006 en 25 februari 2009; 
3°  het ministerieel besluit van 1 februari 2007 houdende goedkeuring  van het document opgesteld door de erkende interprofessionele organismen betreffende de modaliteiten  van de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29  oktober 2012. 
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen 
Art. 15. Dit besluit treedt  in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. 
Art.  16. De Minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit. 
Brussel,  29 augustus 2021. 
FILIP 
Van Koningswege : 
De Minister van Landbouw, 
D.  CLARINVAL 
 
  
								 
																						
							 | 
						 
				 
			 | 
		 
 
                             | 
                            
                                
                             |