Kort antwoord
De respons van planten op kaliumbemesting is eerder  indirect dan direct. Planten met voldoende kalium ter beschikking  zullen andere nutriënten, zoals stikstof, beter opnemen en zo beter  ontwikkelen. Ze zijn ook resistenter tegen ziekte, droogte of lage  temperaturen. Kalium faciliteert dus eerder een optimale productie als  de andere groeifactoren gunstig zijn. Bemesting met kalium gebeurt dus  best om het beschikbaar kalium in de bodem aan te vullen tot de behoefte  van het gewas. Extra kaliumverstrekking boven dit niveau is economisch  en technisch weinig zinvol. De plant zal er niet beter door groeien en  er ontstaan risico’s voor de opname van andere nutriënten zoals  magnesium, boor en calcium. Rundveehouders letten bovendien beter op het  kaligehalte in het rantsoen van droge koeien. Een te hoog kaligehalte  kan daar tot melkziekte leiden.
Uitgebreid antwoord
Kalium in de plant
Kalium (K, potassium) is een macronutriënt net als stikstof (N) en  fosfor (P). Na stikstof en fosfor is kalium het meest waarschijnlijk  nutriënt om de groei van de plant te beperken. Het is geen bouwsteen  voor organische verbindingen, maar fungeert als activator voor veel  enzymen en metabole processen nodig voor groei en reproductie. Een  kaliumgebrek maakt planten gevoeliger voor extremen (te droog / nat /  warm / koud) en ziekten en plagen. Kalium bevordert de algemene  gezondheid van de plant en draagt zo sterk bij aan de kwaliteit van het  uiteindelijke gewas.1, 3, 4, 7
Kalium verhoogt de opbrengst op verschillende manieren:1, 4, 6
    - Bevordert wortelontwikkeling → betere droogtetolerantie
- Bevordert aanmaak van cellulose → minder legering
- Activeert minstens 60 enzymen betrokken bij de groei
- Helpt bij fotosynthese, energiecyclus in de plant
- Helpt bij transport van suikers en zetmeel
- Bevordert aanmaak van zetmeel in granen
- Verhoogt de eiwitinhoud van planten
- Regelt de verdamping en ademhaling → minder verlies van water en verwelking
- Helpt verspreiding van ziektes en nematoden vertragen
Focus: Kalium in maïs
Kalium wordt voornamelijk opgenomen in het begin van het  groeiseizoen. Op moment van bloei heeft maïs al 90 % van zijn totale  hoeveelheid kalium opgenomen. Kalium helpt bij de celstrekking, de groei  en stevigheid van maïs. Het speelt ook een belangrijke rol bij de  kolfvulling (vorming van eiwit en zetmeel in de korrel). Kalium helpt  bij een efficiënt watergebruik en beschermt zo tegen droogte. Voldoende  kalium verhoogt eveneens de weerstand tegen stengelrot. Het grootste  deel bevindt zich in de stengel en het blad. In volle groeiperiode kan  een hectare maïs 7 kg K2O per dag opnemen. Bij een kaliumgebrek zijn de kolven smaller en aan de top slecht gevuld.2, 3
Kaliumgebrek
Kalium is erg mobiel in de plant en wordt van de oude naar de nieuwe  weefsels getransporteerd. Symptomen van een kaliumgebrek verschijnen dus  eerst op de onderste (oudste) bladeren. De top en bladrand worden geel  en bruin. Op de rest van het blad kan een streeppatroon ontstaan. Dit  patroon kan verward worden met de symptomen van een gebrek aan zwavel  (S), magnesium (Mg) en zink (Zn). Planten met kaliumgebrek hebben  onderontwikkelde wortels en groeien trager. Hun stengels zijn zwak en  legering komt frequent voor. Kolven zijn smal en spits en de top is  onvolledig gevuld. Een kaliumgebrek maakt planten ook gevoeliger voor  extremen (te droog / nat / warm / koud), ziekten en plagen. Een  kaliumgebrek wordt in de hand gewerkt door omstandigheden die de  jeugdige wortelgroei, -ontwikkeling en -activiteit remmen.1, 2, 4, 6

Figuur 1. Kaliumgebrek bij maïs (bron: YARA)
Kaliumbemesting
In veel bodems is kalium ruim aanwezig. Hiervan is slechts een  beperkte hoeveelheid beschikbaar voor de plant aangezien bijna alle  kalium ingebed zit in de structuur van de bodemmineralen. De hoeveelheid  kalium die uit de mineralen wordt vrijgesteld hangt af van het type  mineralen en de weersomstandigheden.4
Kalium in de bodem:4
    - Primaire mineralen (niet beschikbaar): 90 tot 98 %, veldspaten en mica’s, trage afbraak tot secundaire mineralen en verbindingen
- Secundaire mineralen en verbindingen (traag beschikbaar): kalium  gevangen tussen lagen kleimineralen, grotendeels niet beschikbaar  tijdens één groeiseizoen, reservoir voor plant beschikbaar kalium
- Kalium in oplossing (plant beschikbaar): kalium opgelost in  bodemvocht of op het oppervlak van kleideeltjes (uitwisselbaar kalium),  wordt gemeten in standaard bodemanalyse
Omzetting van kalium: Niet beschikbaar → Traag beschikbaar ↔ Plant beschikbaar
Gepaste kaliumbemesting start met het meten van de beschikbare  hoeveelheid kalium in de bodem. Aftoetsen met de behoefte van het gewas  levert de benodigde toevoeging via bemesting. In een standaard  bodemanalyse wordt niet alle kalium in de bodem gemeten. Vergelijk het  analyseresultaat dus met de streefwaarden voor een correcte  interpretatie. Risico’s in kwaliteit of opbrengst van het gewas schuilen  voornamelijk in een tekort aan kalium. Overbemesting met kalium op  bodems die al rijk zijn aan kalium heeft verder weinig zin. Bemesten  boven de behoefte resulteert immers niet in hogere opbrengsten.
Maïs neemt wel meer kalium op als dit beschikbaar is. Een hoge  kaliumbemesting kan zo resulteren in maïs met veel kalium. Aangezien ook  vers gras en graskuil veel kalium bevatten (gemiddeld ca. 35 g/kg DS),  bevat een rundveerantsoen al snel meer kalium dan nodig (norm = 5 g/kg  DS voor droge koeien en 8 g/kg DS voor koeien in lactatie). Hoewel een  overmaat aan kalium door runderen vlot wordt uitgescheiden kan te veel  kalium bij droge koeien tot melkziekte leiden. Een hoge kaliumbemesting  onderdrukt verder de beschikbaarheid van magnesium voor de plant en kan  zo tot een magnesiumtekort leiden op gronden die arm zijn aan magnesium  (bvb zandgronden). Omgekeerd kan ook een kaliumtekort optreden op  magnesiumrijke gronden. Zeker als deze ook veel fosfaat en weinig kalium  bevatten. Een (grote) overmaat aan kalium onderdrukt ook de opname van  borium (B) en calcium (Ca) door de plant.1, 2, 6, 7, 8, 9, 10
Kalium is aanwezig in dierlijke mest (tabel 1) en komt ook voor als  kunstmest (tabel 2). Kalium wordt als meststof verrekend als K2O (dikaliumoxide), al komt kalium niet in die vorm als meststof of in de plant voor. Omrekenen van K naar K2O doe je door te vermenigvuldigen met 1,2.1 
Tabel1. Samenstelling rundermest (Bron: BDB, Demetertool)
 
Tabel 2. Kalium meststoffen4
 
Maïs met een korrelopbrengst van 12,5 ton/ha neemt ca. 300 kg K2O per hectare op. Bij korrelmaïs wordt hiervan slechts 50 à 60 kg K2O effectief van het veld afgevoerd. Bij kuilmaïs wordt ca. 200 à 250 kg K2O afgevoerd.1, 2 Voor bodems met een kaliumgehalte binnen de streefzone kan bemesting met 250 kg K2O/ha voor kuilmaïs volstaan. Voor korrelmaïs volstaat dan 170-180 kg K2O/ha. Op lichte zandgronden spoelt kalium makkelijker uit. Het bemestingsadvies voor kalium ligt hier dan vaak ook tot 50 kg K2O/ha hoger.5  Voor maïs kan een éénmalige kaliumbemesting volstaan. Bij  rijenbemesting volstaat de helft van het bemestingsadvies (breedwerpig)  voor kalium.4
De opname van kalium door de plant wordt beïnvloed door:3, 4, 6
    - Bodemvocht: De beschikbaarheid, mobiliteit en opname van kalium  neemt toe met toenemende bodemvochtigheid. Een waterverzadigde bodem zal  evenwel de opname verminderen.
- Bodemtemperatuur: Een hogere bodemtemperatuur leidt tot hogere  wortelactiviteit en betere opname van kalium. De ideale bodemtemperatuur  voor opname is 15 – 27 °C.
- Bodemverdichting: Bodemverdichting reduceert de beschikbaarheid van  zuurstof aan de wortels wat leidt tot verlaagde opname van kalium.
- Wortelstress: Stress voor de wortels (droogte, lage  bodemtemperatuur, afgesneden wortels, zuurstoftekort, …) kan de opname  van kalium onderdrukken, zelfs als er voldoende kalium in de bodem  beschikbaar is.
- Bodembewerking: Een gereduceerde bodembewerking kan leiden tot  verlaagde kaliumopname door een koelere bodem of gelaagdheid van kalium  in het bodemprofiel. Dit fenomeen kan echter niet consistent aangetoond  worden.
- Organisch materiaal: Organisch materiaal in de bodem reduceert de  uitspoeling van plant beschikbaar kalium, bijvoorbeeld uit bemesting,  waardoor planten meer kunnen opnemen.
Conclusie
De respons van planten op kaliumbemesting is eerder indirect dan  direct. Planten met voldoende kalium ter beschikking zullen andere  nutriënten, zoals stikstof, beter opnemen en zo beter ontwikkelen. Ze  zijn ook resistenter tegen ziekte, droogte of lage temperaturen. Kalium  faciliteert dus eerder een optimale productie als de andere  groeifactoren gunstig zijn. Bemesting met kalium gebeurt dus best om het  beschikbaar kalium in de bodem aan te vullen tot de behoefte van het  gewas. Extra kaliumverstrekking boven dit niveau is economisch en  technisch weinig zinvol. De plant zal er niet beter door groeien en er  ontstaan risico’s voor de opname van andere nutriënten zoals magnesium,  boor en calcium. Rundveehouders letten bovendien beter op het  kali-gehalte in het rantsoen van droge koeien. Een te hoog kali-gehalte  kan daar tot melkziekte leiden.
Bronnen
1 Mosaic Crop Nutrition – Potassium. 
2 PRAKTIJKGIDS BEMESTING – Grasland en voedergewassen. Departement Landbouw en Visserij. 28.01.2016
3 Benefits of potassium for corn production. Bayer Group. 11 oktober 2019
4 Potassium for crop production. Daniel E. Kaiser en Carl J. Rosen, University of Minnesota. 2018
5 Optimalisatie bemesting van maïs. LCV VZW. 2013
6 Managing Potassium for Crop Production. Douglas B. Beegle en Philip T. Durst, Penn State College of Agricultural Sciences. 2001
7 Potassium Guidelines for Corn. Quirine Ketterings, Patty Ristow en Brian Aldrich. Cornell University. 2008
8 Handleiding Mineralenvoorziening Rundvee, Schapen, Geiten. CVB, Centraal Veevoederbureau. 2005
9 CVB Veevoedertabel 2019 – Chemische samenstellingen en nutritionele waarden van voedermiddelen. CVB, Centraal Veevoederbureau. December 2019
10 Plants Need Boron to Thrive. Darell Smith, AGWeb. 2014
11 Nutrient Deficiencies and Application Injuries in Field Crops. John Sawyer, Iowa State University. Juli 2014