De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
In een vorige commissievergadering heeft er al een debat  plaatsgevonden over de rol van polders en wateringen in het waterbeheer.  Het ging toen over het al dan niet behouden daarvan in de toekomst. Er  is al lang sprake van om ze af te schaffen of in een andere structuur in  te brengen maar ze bestaan dus nog. Die discussie is al lang bezig,  minister, maar misschien slaagt u er wel in.
Dat neemt niet weg dat polders en wateringen vandaag een heel  belangrijke rol spelen, er zit heel veel kennis en engagement bij de  mensen die de polders beheren. 
We hebben het daarnet gehad over de drainage in het overige  landbouwgebied. Polders en wateringen beheren een groot stuk van het  landbouwgebied waar men vandaag de infrastructuur heeft om het waterpeil  te beheren. Dat leidt al jaren tot discussies, onder meer met de  natuurverenigingen omdat landbouw aan de ene kant streeft naar een zo  snel mogelijke afvoer van het water terwijl natuurbeheer vaak natte  voeten wenst.
Gezien de discussie over de droogte doet zich hier de  mogelijkheid van een win-winsituatie voor. We hebben veel kennis en  expertise om aan waterbeheer te doen, alleen zullen we dan in overleg  moeten gaan en moeten bekijken hoe op een andere manier kan worden  omgegaan met het waterbeheer. Het idee om zo snel mogelijk water af toe  voeren zou moeten worden aangepast en bijgestuurd zodat we in die  landbouwgebieden in elk geval niet te maken krijgen met de  droogteproblematiek of toch niet zo snel als vandaag het geval is. 
Minister, ik heb hierover een aantal vragen voor u.
Bent u het ermee eens dat, los van de discussie over hun  toekomstige rol of voortbestaan, in overleg moet worden gegaan met  polders en wateringen om zo snel mogelijk tot afspraken te komen over  een aangepast waterbeheer dat meer rekening houdt met het ophouden van  water en dus het hanteren van een hogere waterstand, op zijn minst  tijdens de droogste periodes van het jaar?
Heeft al een dergelijk overleg plaatsgevonden? Zo ja, welk  resultaat heeft dit opgeleverd? Zo niet, hebt u dan de intentie om het  initiatief te nemen om in overleg te gaan?
Bestaan er vandaag geldende richtlijnen, afspraken tussen de  polders en wateringen en de Vlaamse overheid over het te voeren  waterbeheer? Ik weet dat het autonome structuren zijn, maar toch wil ik  graag weten of er afspraken werden gemaakt met de Vlaamse overheid? 
Hebt u wetgevende instrumenten om op te treden indien u van  oordeel bent dat het waterbeheer binnen een polder of watering niet  bijdraagt tot het noodzakelijke beleid om water goed op te houden?  Indien niet, hebt u plannen om instrumenten te voorzien die u toch  enigszins toelaten om binnen die polders en wateringen te sturen? 
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord. 
Minister Zuhal Demir
Vanuit de Vlaamse wetgeving wordt al lange tijd gesteld  dat alle waterbeheerders, en dus ook de polders en wateringen, voldoende  moeten inzetten op het vasthouden van water. Bij de goedkeuring van het  decreet betreffende het integraal waterbeleid in 2003 werd duidelijk  beslist dat de klemtoon niet louter meer op afvoer mag liggen. Het  principe vasthouden-bergen-afvoeren werd met dit decreet ingevoerd. Ook  de realisatie van de ecologische doelstellingen, het voorkomen van de  achteruitgang van aquatische ecosystemen en van aan water gebonden  ecosystemen en het zoveel mogelijk behouden van de natuurlijke werking  van het watersysteem werden als doelstellingen opgenomen. Hierbij werd  zeer duidelijk bepaald dat het ook de taak is van de polders en  wateringen om binnen de grenzen van hun territoriale gebied de  doelstellingen van het decreet betreffende het integraal waterbeleid te  realiseren.
Zoals ik een paar weken geleden ook vaststelde, is de huidige  wetgeving voor de polders en wateringen sterk verouderd. Ze zorgt ervoor  dat de particuliere belangen van de eigenaars te sterk wegen bij de  samenstelling van de bestuursorganen en dat hierdoor niet alle belangen  van het integraal waterbeleid zoals bepaald in het decreet betreffende  het integraal waterbeleid voldoende evenwichtig aan bod komen.
De droogteproblematiek maakt inderdaad duidelijk dat er de  voorbije jaren onvoldoende aandacht was om het water vast te houden en  minder snel af te voeren. Veel experts hebben dit de voorbije weken ook  in deze commissie bepleit. Het klopt dat besturen van polders en  wateringen, die veelal opgericht werden om een goede afvoer te  verzekeren, hier niet steeds voldoende aandacht voor hebben. Binnen de  werkgroepen van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) en  de droogtecommissie die de droogte nauwgezet opvolgen, is er mede op  mijn vraag een oproep gelanceerd om het water langer vast te houden.  Door heel wat waterbeheerders werden initiatieven genomen om de  peilinstellingen van stuwen en pompgemalen te verhogen en de waterlopen  later en minder drastisch te maaien. Voor alle duidelijkheid: er werd  meermaals een overleg ingepland, maar door de aanvang van de  coronacrisis heeft dat niet plaatsgevonden. Zij vinden het ook  belangrijk dat er fysiek wordt vergaderd, dus dat zal nog worden  georganiseerd. Een digitale vergadering was blijkbaar niet mogelijk. 
De polders en wateringen zijn autonome besturen en  verantwoordelijk voor het beheer van de waterlopen van tweede en derde  categorie binnen hun werkingsgebied. Een belangrijke richtlijn voor het  beheer van de waterlopen is de code van goede natuurpraktijk voor  waterlopen die in 2015 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering.
Inzake peilbeheer zijn bijkomende maatregelen wenselijk.  Gebiedsgericht worden momenteel al heel wat initiatieven genomen. Zo  zijn in De Blankaart en de Oostkustpolder duidelijke afspraken gemaakt  over het peilbeheer tussen onder meer de betrokken polderbesturen, het  Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en de Vlaamse Milieumaatschappij  (VMM). In de Oudlandpolder werd een raamakkoord afgesloten met alle  betrokken partijen waarbij een van de belangrijkste doelstellingen een  gedifferentieerd peilbeheer is. Een afstemming tussen ruimtelijke  maatregelen en peilbeheer is hierbij belangrijk. In de Kalkense Meersen  heeft de VMM in overleg met het ANB en het polderbestuur recent de  eerste stappen gezet naar een aangepast peilbeheer. Dat zijn allemaal  initiatieven op vrijwillige basis. 
Ik heb de VMM hoe dan ook de opdracht gegeven om te onderzoeken  welke initiatieven bijkomend genomen kunnen worden inzake het  peilbeheer.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord. 
Chris Steenwegen (Groen)
Minister, u hebt terechte bezorgdheden en doet terechte  vaststellingen die we delen, die bekend zijn en vergen dat er inderdaad  wat aanpassingen gebeuren. 
Ik wil niemand met de vinger wijzen, maar de polderbesturen  hebben een bepaalde samenstelling en zijn historisch gezien sterk  gericht op de afvoer, het ter beschikking stellen van het land zodat er  kan gewerkt worden in de landbouw, dat is begrijpelijk. Gezien de nieuwe  situatie moeten we daar tot een nieuw evenwicht komen. 
Dat gedifferentieerd peilbeheer is een goede zaak. De partijen  op het terrein moeten elkaar vinden inzake de fysieke gebieden, maar dat  is in feite geen echte oplossing. Er zijn heel drastische verschillen  en noden, die legitiem zijn. Natuurverenigingen worden geacht om  natuurbiotopen te behouden en te ontwikkelen, Vlaanderen wordt geacht om  dat te doen vanuit Europa. Er zijn ook de belangen van de landbouw. Het  is goed dat er initiatieven zijn om dat op elkaar af te stemmen. Dat  lost het probleem niet op dat in het loutere landbouwgebied nog te veel  geredeneerd wordt vanuit een wat verouderde kijk. Die is voor een stuk  bepaald door de overstromingen die we in het verleden gekend hebben. Ik  snap wel dat daar toen naar de landbouw gekeken werd om het water mee af  te voeren zodat het overstromingsgevaar geweerd kon worden.
Ik onthoud dat u al inspanningen gedaan hebt door op te roepen  om daar anders naar te kijken. Ik dring erop aan om dat overleg op een  positieve manier te voeren. Het is een beetje raar dat men dat fysiek  wil hebben, terwijl we allen al maanden aan het zoomen zijn. Het is in  eenieders belang dat we proberen om het traject in gang te zetten om de  structuren te veranderen en eventueel de manier waarop de polders en  wateringen werken aan te passen. Dat zal niet van vandaag op morgen  zijn. 
We moeten de twee doen. Aan de ene kant moeten we nadenken over  die structuren en waarschijnlijk zal het een aanpassing vergen, daar  wachten we al heel lang op. U zult in ons zeker een bondgenoot vinden om  daar mee over na te denken. Ondertussen is het van belang om via  overleg – er is infrastructuur – aan peilbeheer te gaan doen. In die  gebieden moet men proberen het water beter op te houden, ook in het  belang van de landbouw trouwens. Dat wil ik nog eens onderstrepen, het  is van belang voor de landbouw, ik denk dat men dat ook inziet, om daar  in die gebieden  op in te zetten.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord. 
Tinne Rombouts (CD&V)
Ik was een beetje verbaasd toen ik de eerste vraag las  waarin algemeen gevraagd werd om een hogere waterstand. Ik heb altijd  begrepen dat men een gebiedsgericht beleid moet voeren, en dat niet  vanuit Vlaanderen algemeen moeten bepalen. We moeten net daarvoor de infrastructuur hebben om gebiedsgericht te kijken wat de nodige maatregelen zijn.
Ik heb een beetje een probleem dat u algemeen aangeeft dat  polders en wateringen zijn ontstaan uit de nood van waterafvoer. U doet  alsof ze geen evolutie zouden gekend hebben in de afgelopen 65 jaar dat  ze bestaan. Dat is een beetje onrechtvaardig tegenover al die  vrijwilligers die op het terrein met kennis van zaken 24/24 paraat staan  en weten waar ze mee bezig zijn. Zoals de minister terecht heeft  aangehaald, hebben we een aantal jaren geleden een decreet Integraal  Waterbeheer goedgekeurd waar de polders en wateringen zich officieel in  hebben ingeschreven en zich via het decreet verbinden via de structuren,  maar ook op het terrein. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen  discussies kunnen ontstaan op het terrein. Dat wil ik niet ontkennen,  maar hen algemeen afschrijven als structuren van 65 jaar geleden en  alleen maar de afvoer van water tot doel hebben, is niet correct.
Ik heb er vorige keer ook al naar verwezen: zij zijn de eerste  geweest om proefprojecten te doen met betrekking tot, bijvoorbeeld,  stuwbeheer en het plaatsen van extra stuwen in afvoergrachten. Dat  krijgt zelfs navolging elders. Hetzelfde geldt voor het zoeken naar  bufferbekkens, ook zelfs voor woon- en industriegebieden, hoewel ze daar  in hun structuren vandaag geen vertegenwoordiging hebben, en terecht.  Vanuit de polders en wateringen zelf is men ten zeerste vragende partij  om hun samenstelling nader te bekijken en bij te sturen. Minister, ik  verwijs ook naar het regeerakkoord in dezen. We kijken eigenlijk een  beetje jaloers naar de manier waarop in Nederland de waterschappen zijn  georganiseerd en doeltreffend werk kunnen leveren. Oké, de stap zal niet  in één keer kunnen worden gezet, want zij doen zowel aan  kwaliteitsbeheer als aan drinkwaterbeheer en kwantiteitsbeheer. Ik denk  dat er zeker te leren valt van dat Nederlandse model van de  waterschappen. We moeten bekijken wat hun sterktes zijn en hoe we dat  kunnen integreren. Dan denk ik echt dat de polders en wateringen een  zeer belangrijke partner zouden kunnen zijn hierbij.
Dit  is een integraal verhaal. Iedereen moet zich daarin inschrijven. Bij  dat hervormen, na 65 jaar, moet men vooral die krachten behouden en  misschien zelfs versterken. U zult in ons altijd een partner vinden wat  dat betreft.
Carina Van Cauter (Open Vld)
Mevrouw Rombouts, bedankt voor deze nuance, waar ik me kan bij aansluiten.
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Dank u voor de tussenkomsten. Er is nog heel wat werk te  verrichten. Ik heb de VMM de opdracht gegeven om te bekijken welke  bijkomende, aanvullende initiatieven kunnen worden genomen inzake  peilbeheer. Die oefening is bezig. De andere oefening betreft de  structuur van de polders en wateringen. Het regeerakkoord is duidelijk  daarover. Ik denk dat we naar een eenvoudige structuur moeten gaan. In  ieder geval is het niet de bedoeling dat er structuren bij komen. Ik  moet toch wel zeggen dat sommigen dat nog niet altijd hebben begrepen:  nog niet zo lang geleden kregen we de vraag van twee polderbesturen om  nog eens een bijkomende structuur op te zetten. Dat kan natuurlijk niet.  We hebben dat dus afgewezen. Dit zal een huzarenstukje worden, op een  wat langere termijn. Vooral het overleg is belangrijk, het fysieke  overleg. Ik denk dat ze me heel graag wilden zien of zo, ik weet het  niet. Ik zal het zo opvatten dat men fysiek wil vergaderen en niet  digitaal, zodat we een aantal zaken toch wel een beetje up-to-date  kunnen brengen, en dat natuurlijk voor het algemeen belang.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Minister, dank u wel. Collega Rombouts, als u mijn vraag  goed zou lezen, dan zou u zien dat die eigenlijk een pleidooi is voor  overleg, om de mogelijkheden te bekijken om tot een beter beheer te  komen, een beheer dat beter in overeenstemming is met de noden van  vandaag. Minister, ik hoop dus dat dat overleg er komt, dat men u in  levenden lijve kan ontmoeten, en dat dat een vruchtbaar overleg is, dat  leidt tot een aantal aanpassingen die me nodig lijken. Hoewel er zeker  een evolutie is, zijn we immers niet waar we zouden moeten zijn, is er  zeker verbetering mogelijk. Dat geldt niet voor elke polder of watering.  Er is natuurlijk een grote diversiteit. Er zijn er die meer stappen  vooruit hebben gezet. Het feit dat particuliere belangen zo sterk  doorwegen in deze structuur, zoals de minister reeds zei, stemt niet  meer overeen. We moeten naar andere evenwichten. Ik kijk uit naar het  resultaat van het overleg, en dan volgen we dit dossier verder op.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.