Uit nieuwe cijfers van Statbel blijkt dat de inflatie op voeding in januari steeg naar 15,5%. Fevia wijst erop dat de kosten om voeding te maken de voorbije twee jaar spectaculair zijn gestegen, onder meer door de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne. Zowel grondstoffen, energie, verpakkingen en vervoer werden aanzienlijk duurder en de lonen zijn enorm gestegen. Toch kregen Belgische voedingsbedrijven die gestegen kosten te weinig en te laat doorgerekend aan vooral supermarkten.
De winkelprijzen voor voeding en dranken stegen lang minder snel dan de algemene inflatie, waardoor de marges van alle schakels in de voedingsketen zwaar onder druk kwamen te staan. In januari komt daar nu nog eens een historisch hoge loonindexering van 10,96% bovenop en moeten een kwart van de voedingsbedrijven overstappen van een vast naar een duurder variabel energiecontract. Die opeenstapeling van gestegen kosten werd onhoudbaar, wat verklaart waarom de winkelprijzen van voeding en dranken de voorbije maanden met vertraging stegen. Het gaat hier dus om een beperkte inhaaloperatie.
Volgens Fevia is het koffiedik kijken of en wanneer de winkelprijzen mogelijks opnieuw zullen kunnen zakken. Zo wijzen officiële internationale prognoses van onder andere het FAO erop dat de prijzen van grondstoffen en energie wellicht nog voor langere tijd op een hoog niveau zullen blijven. Bovendien duurt het vaak nog een tijd voor lagere prijzen van leveranciers ook effectief doorwerken in de contracten met onze bedrijven.
“We willen consumenten natuurlijk niet alleen lekkere en duurzaam geproduceerde voeding en dranken aanbieden, maar die ook betaalbaar houden,” benadrukt Bart Buysse. “De inflatie die we vandaag meemaken, is helaas het onvermijdelijke gevolg van de gestegen kosten die de marges van onze voedingsbedrijven deden verdampen.”